iemand kan leren en welk niveau hij of zij kan bereiken. Het aanbod dat de leerders in de startfase ontvangen is nog wel een puzzel. ‘Je wilt er toch rekening mee houden dat wat je vooraf dacht, niet klopt. Dus in grote lijnen zou je iedereen hetzelfde programma willen geven, zodat je leerders niet op voorhand al kansen ontneemt. Maar tegelijk wil je maatwerk leveren. We zijn nog maar net begonnen, maar ik kan me voorstellen dat je niet in alle gevallen vier maanden zult doorgaan met een bepaalde aanpak. Heel snelle leerders zul je snel laten doorgaan, en heel langzame leerders, bij wie het alfabetiseren met bijvoorbeeld de structuurmethode helemaal niet aanslaat, zul je misschien al sneller alleen nog een aantal woorden aanbieden via de globaalmethode.’ Jacqueline Weijer werkt bij AKROS en is als projectcoördinator en docent betrokken bij de pilot. Ze vindt het vooral aantrekkelijk dat er nu eens gekeken wordt naar een doelgroep waarvoor normaal weinig aandacht is. ‘Wij hebben vooral veel ervaring met de langzaamst lerende doelgroep. Vaak zijn dit echt heel moeilijk lerende en zeer geïsoleerde mensen. Voor ons is participatie daarom cruciaal. Als je taal niet kunt toepassen, beklijft het niet. Je moet op zoek naar succeservaringen; dat mensen beginnen te geloven in zichzelf. Ze komen vaak binnen met de gedachte “Ik kan niet leren”. Als ze dan merken dat ze toch wel wat kunnen leren, dan is dat heel belangrijk.’ Marijke Koppers beaamt dat de focus op participatie en ‘dingen doen in de eigen buurt’ een goede keuze is voor de langzaamste leerders. ‘Voorheen probeerden we de hele groep te alfabetiseren. Maar er zijn leerders bij, bij wie dat niet lukt. Mondelinge vaardigheden, een portfolio op maat, daar hebben ze veel meer aan.’ Voor de onderwijsaanbieders is de trajectduur wel een belangrijk punt van zorg. Jacqueline Weijer: ‘De snelst lerende cursisten krijgen
zestien maanden. Daarin moeten we alfabetiseren en ook nog inburgeren. Dat is echt erg kort, hooguit misschien haalbaar voor anders-gealfabetiseerden. En er zal misschien echt wel een keer een potentiële gymnasiast tussen zitten, maar over het algemeen is de tijd denk ik te kort. De startfase en het observatie-instrument zijn daarom cruciaal. We hebben de tijd om naar de ontwikkeling van de leerders te kijken. Als ze binnenkomen met een advies voor het snelste traject kunnen we eerst kijken of dat echt past en haalbaar is.’
Ans Roest geeft toe dat zestien maanden kort is, maar denkt dat het moet kunnen: ‘Alle trajecten zijn intensief. Bovendien leveren we veel meer maatwerk dan voorheen. En het heeft simpelweg ook met middelen te maken. Er is een beperkt budget. Daar moeten we het voor doen.’
Impuls opereert vooral in Nieuw-West (Amsterdam) en heeft veel ervaring met alfabetisering en activeringstrajecten. Toch gaan ze in het kader van de pilot niet gewoon op de oude voet verder. Annet Markenhof: ‘Wat wij in het verleden hebben gemerkt bij de alfagroepen is dat er enorm veel problemen zijn bij de deelnemers. Ze zijn vaak ziek, veel deelnemers hebben het druk met mantelzorg en er kunnen grote persoonlijke problemen spelen. Docenten willen daar best naar luisteren, maar ze zijn niet altijd toegerust om er adequaat op in te spelen. In de pilot kiezen wij daarom voor de inzet van getrainde inburgeringscoaches. Deze coaches ontvingen afgelopen winter een training die door SIPI werd uitgevoerd. De coaches komen uit de eigen gemeenschap en kunnen in de eigen taal met de cursisten praten. Dan is het makkelijker om een band op te bouwen, te bespreken hoe het gaat en waar nodig door te verwijzen.’
Een andere vernieuwing die Impuls zal doorvoeren, is het geven van motivatietraining. ‘We willen aandacht besteden aan zaken als het zelfbeeld van de cursist en waarom leren belangrijk is. We hopen dat leerders dan minder snel afhaken en geregeld naar school komen. Want eigenlijk is niet zozeer de uitval, als wel de presentie vaak een probleem. Dat hopen we te verbeteren.’
Voor SIPI is een motivatietraining of empowerment niet nieuw. Het is een van de pijlers waar het aanbod van SIPI op rust. Damayanti Gunawan: ‘Om te kunnen leren moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Vaak moeten mensen eerst bepaalde beelden “opruimen” zodat er ruimte ontstaat. Dat kunnen verschillende dingen zijn, bijvoorbeeld boosheid omdat de kans om te leren niet jaren eerder is gegeven of genomen. Bij SIPI heeft Souad Salama vooral deze training ontwikkeld. Zij ontdekte dat de bestaande aanpak, gericht op het beantwoorden van vragen als “Wie ben ik?” “Wat wil ik?” erg westers is en niet aansluit bij mensen die niet uit een “ik-cultuur” afkomstig zijn. Praten en denken vanuit het “ik” is niet vanzelfsprekend. In de training die SIPI uitvoert, gaan deelnemers op zoek naar ruimte en motivatie om te leren.’ De pilot in Amsterdam omvat een totaalpakket van vernieuwingen in de organisatie, de cursusinhoud en in de samenwerking tussen gemeente en onderwijsaanbieders. Het ziet er zonder meer veelbelovend uit. We hopen u over enige tijd over de resultaten te kunnen bijpraten.