| |
| |
| |
Onder de loep
Alfabetiseren met de eigen taal: oplossing of probleem?
Debbie Voorhaar/Universiteit van Amsterdam
Steeds opnieuw duikt de vraag op of, en op welke manier de eigen taal van cursisten benut kan worden bij Alfabetisering NT2. In het kader van haar stage bij ClNOP en haar afstudeerscriptie voor de Duale Master NT2 deed Debbie Voorhaar onderzoek naar dit zogenaamde ANT2ET-onderwijs (Alfabetisering Nederlands als Tweede Taal Eigen Taal). Daarvoor raadpleegde ze literatuur en een aantal experts en ervaringsdeskundigen, en ging ze zelf kijken in de les.
‘Het ligt niet alleen aan de inburgeraar, maar ook aan het aanbod!’ Larbi Edriouch, hoofd Bureau Inburgering bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Utrecht, pleit voor een nieuwe kijk op het alfabetiseren van inburgeraars. ‘Minstens 50% van de verantwoordelijkheid voor het wel of niet behalen van de beoogde resultaten ligt bij de docenten’, aldus Edriouch (2008). Een stevige uitspraak, maar wat betekent dit voor het onderwijs? Alfabetiseren met behulp van de eigen taal is het antwoord van de gemeente Utrecht. Dat levert meer effectieve lestijd op. Edriouch: ‘De docent is dan namelijk nog maar 20% van de lestijd bezig met het uitleggen van technische zaken, daarmee houdt hij 80% van de tijd over om met de cursisten te oefenen met de Nederlandse taal.’
| |
De uitdaging van een ANT2-docent
Een ANT2-docent is soms lang bezig met het uitleggen van de betekenis van een woord. In Kijk op de klas geven Huizinga & Van Kalsbeek (1996) het voorbeeld van een docent die probeert te verduidelijken wat ‘opmerkingen’ zijn. Er passeren verschillende interpretaties de revue zoals: ‘iets zeggen’, ‘constateren’, ‘een mening geven’ of ‘analyseren’. Totdat op een bepaald moment een cursist remarquer zegt. De docent sluit de discussie af met: ‘remarquer ja, dat is het, maar ik wil geen Frans!’
Het betrof in dit geval een reguliere NT2-groep, maar soortgelijke situaties doen zich uiteraard ook voor in alfabetiseringslessen NT2. Docenten doen hun uiterste best om een abstracte term uit te leggen, met niet altijd het gewenste resultaat. Laten ze in zo'n geval cursisten onderling vertalen? Of zijn ze het met de docent in dit fragment eens dat vreemde talen niet in de klas thuishoren?
Bureau Inburgering van de gemeente Utrecht heeft hierover een duidelijk standpunt. In het kader van het Nationaal Actieplan Taal Totaal startte het experiment ‘technische alfabetisering met de eigen taal als instructietaal’. Bij de alfabetiseringscursussen die Bureau Inburgering in dit kader aanbiedt, wordt in afnemende mate gebruik gemaakt van de eigen taal als instructietaal. De bedoeling van het experiment is, zo lezen we in de docentenhandleiding (Dijt & Van Etten, 2007), ‘dat de ontwikkelde methodieken leiden tot een meer effectieve inburgering, waarbij het voor de meeste inburgeraars haalbaar moet zijn te slagen voor het inburgeringexamen en dat er een hogere mate van maatschappelijke participatie wordt bereikt.’
Een ander initiatief rond gebruik van de eigen taal van cursisten komt van de Stichting Interculturele Participatie en Integratie (SIPI). SIPI kreeg op 8 september 2006 de Nationale Alfabetiseringsprijs voor het project Coach Taalverwerving. In dit project worden allochtone vrouwen
| |
| |
geschoold tot coach taalverwerving. Deze coaches trainen laaggeletterde vrouwen uit hun eigen etnische groep in lezen en schrijven, Nederlandse taalvaardigheid en Kennis van de Nederlandse Samenleving. Ook hierbij is de eigen taal aanvankelijk de instructietaal.
Beide initiatieven roepen ook vragen op. Schuilt hierin niet het gevaar dat docenten of coaches alleen nog maar in de eigen taal van de cursisten spreken? Worden cursisten hier niet lui van? Zijn deze docenten wel voldoende deskundig? En bovenal: is gebruik van de eigen taal wel realiseerbaar in de heterogene groepen van tegenwoordig? Ik vroeg het aan experts, keek de literatuur erop na en nam een kijkje in de keuken bij SIPI.
| |
Direct vertalen van woorden
Een voordeel van het gebruik van de eigen taal is de mogelijkheid om woorden direct te vertalen, zoals we in bovenstaand voorbeeld uit Kijk op de klas zagen. De basisbetekenis van een woord wordt direct duidelijk en kan in een context geplaatst worden door in de eigen taal over het concept te praten.
De docenten van SIPI maken van dit voordeel dankbaar gebruik. De les begint volledig in het Nederlands. Bij onbekende woorden of onduidelijkheden stellen de cursisten de docent meteen een vraag. De meer gevorderde cursisten doen dit in het Nederlands, maar het merendeel van de cursisten geeft een Arabische vertaling van het woord en vraagt om bevestiging bij de docente. De docente knikt en corrigeert, maar zij gebruikt hierbij voornamelijk het Nederlands.
| |
Vergelijkingen tussen T1 en T2
Volgens velen zou het maken van vergelijkingen tussen de eerste en tweede taal een positief effect hebben op het leren van een tweede taal. Je kunt dan denken aan vergelijkingen op taalkundig gebied, maar ook op conceptueel of sociaal-cultureel gebied. In een van de lessen van SIPI staat bijvoorbeeld klokkijken op het programma. De docente geeft uitleg in het Arabisch. Een van de gevorderde cursisten vertaalt de informatie voor mij: ‘Wanneer je in Marokko half zeven zegt, bedoel je, letterlijk vertaald, half acht. Daarom is het voor veel Marokkanen moeilijk om de Nederlandse tijden te begrijpen.’ De docente legt deze contrasten tussen het Nederlandse en Marokkaanse klokkijken meteen bloot. Een aantal vrouwen lacht erom: ‘Wat een vreemde kloktijden hebben die Nederlanders’, hoor ik ze denken.
| |
Aanbod Nederlands
Er worden ook nadelen genoemd van het gebruik van de eigen taal. Misschien wel het belangrijkste bezwaar is het gevaar dat er onvoldoende Nederlands taalaanbod is. Hoewel cursisten leven in een Nederlandstalige omgeving, komen zij buiten de les niet altijd voldoende in contact met het Nederlands. Beroof je cursisten door het ANT2ET-onderwijs niet van waardevolle input van het Nederlands? Hebben cursisten niet de neiging alleen nog maar de eigen taal te gebruiken in de les, onder het motto: waarom moeilijk doen, als het ook gemakkelijk kan?
De lessen van SIPI zijn communicatief van aard. In plaats van het aanleren van grammaticaregels of het maken van spellingoefeningen, wordt er veel gewerkt met zaken die de cursisten in het dagelijks leven bezighouden, zoals de opvoeding van kinderen en gezondheidskwesties. Enerzijds zorgt deze vorm van onderwijs ervoor dat de cursisten enthousiast deelnemen aan de les. Anderzijds schuilt hierin het gevaar dat de docent vooral inhoudelijke informatie over wil brengen (en hoe kan dat beter dan via de eigen taal?) en daardoor weinig tijd besteedt aan het Nederlands.
Het volgende scenario doet zich voor tijdens een van mijn bezoeken aan SIPI. De docente vraagt de cursisten de schoolkrant van hun kinderen erbij te pakken. Het thema van dit nummer is ‘voeding’. Een mooie aanleiding om over gezond eten te praten, vindt de docente. De docente geeft de cursisten een aantal Nederlandse woorden voor fruitsoorten.
| |
| |
Vervolgens vraagt ze de cursisten wat ze 's ochtends eten. Een cursiste antwoordt dat ze 's ochtends niets eet, waarop de docente antwoordt dat ze dat wel zou moeten doen, omdat dat gezond is. De cursiste begrijpt dit antwoord niet en de docente vervolgt in het Arabisch. Ze probeert de cursiste ervan te overtuigen dat 's ochtends ontbijten erg gezond is. Hierop ontstaat er een discussie in het Arabisch over of je nu wel of niet zou moeten ontbijten.
| |
Deskundigheid docent
De deskundigheid van een docent wordt in het ANT2ET-onderwijs echt op de proef gesteld. Niet alleen moet de docent kennis hebben van NT2 en alfabetisering, maar ook moet de docent precies weten wanneer de eigen taal wel en niet ingezet moet worden. Een vaak gehoord argument in de discussie over het ANT2ET-onderwijs is dan ook dat docenten niet alleen tweetalig zouden moeten zijn, maar ook deskundig op de terreinen van alfabetisering en NT2. Docenten die de moedertaal van de cursisten kunnen spreken, hebben niet per definitie die andere deskundigheden ook.
| |
Wat wordt daaraan gedaan?
SIPI leidt zelf haar docenten op via een eenjarige parttime opleiding waarin onder andere aandacht besteed wordt aan coachvaardigheden, taalverwervingsprocessen, agogische competenties en didactische vaardigheden. Daarnaast lopen de docenten een uitgebreide interne stage.
Tijdens vier bezoeken aan de ANT2ET-lessen van SIPI ontmoet ik drie verschillende docenten en observeer ik enkele lessen die zij geven. Ik merk vooral verschil in de mate waarin de eigen taal in de les ingezet wordt. Een van de docenten vermijdt het gebruik van de eigen taal waar mogelijk en stuurt erg aan op het gebruik van het Nederlands in de les. Later hoor ik dat dit een van de meer ervaren docenten is. De andere twee docenten neigen veel vaker naar het gebruik van de eigen taal. Zij verzeilen sneller in de eerdergenoemde inhoudelijke discussies in het Arabisch. De meer ervaren docente heeft een duidelijke lijn in haar les en probeert hier niet teveel van af te wijken. De andere docenten laten zich veel meer leiden door de reacties van cursisten. Ook differentieert de meer ervaren docente sterker in de klas door de beginners meer aandacht te geven, waar de andere docenten de gevorderde cursisten veel aan het woord laten.
| |
Heterogeniteit
Ten opzichte van jaren geleden is de samenstelling van de meeste (A)NT2-klassen flink veranderd. Al in 1996 signaleerde toenmalig minister van OCW, minister Ritzen, het probleem van een toenemend aantal nationaliteiten in de klas. Ook bij SIPI melden zich tegenwoordig, naast vrouwen uit Turkije en Marokko, vrouwen uit Irak, Iran, Egypte en Afghanistan aan. Wanneer er genoeg vrouwen met dezelfde moedertaal zijn en er een docente beschikbaar is, wordt er een nieuwe groep samengesteld. In een aantal gevallen staan er twee docenten met een verschillende taal- | |
| |
achtergrond voor de klas om ondersteuning in twee verschillende moedertalen te kunnen geven. Vooralsnog bestaat de grootste doelgroep van SIPI echter uit vrouwen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond.
Volgens Van Kalsbeek (2001) hoeft het grote aantal nationaliteiten niet te betekenen dat de eigen taal volledig uit de klas verbannen wordt: ‘Bij vragen over woordbetekenissen van cursisten van wie de docent de eigen taal niet spreekt, kan een beroep op andere cursisten worden gedaan: weten jullie het misschien? Klopt de vertaling? Hebben jullie hetzelfde? Kun jij het even uitleggen?’ Een andere mogelijke (betaalbare) oplossing wordt aangedragen door Van de Craats (2004). Maximaal zes cursisten met dezelfde taalachtergrond zouden een tutorgroep kunnen vormen. Deze groep wordt gekoppeld aan een ouderejaars cursist die in principe de taal van de cursisten spreekt. ‘Die ouderejaars zou dan in samenwerking met een docent kunnen ingaan op taalspecifieke problemen en oefenen wat niet voldoende opgepakt wordt in de les,’ aldus Van de Craats.
| |
Motivatie en vertrouwen
Een belangrijk argument van SIPI voor het gebruik van de eigen taal in de les komt voort uit sociale overwegingen. De eigen taal biedt de woorden om te motiveren en een vertrouwensband met cursisten op te bouwen, iets wat in een vreemde taal veel moeilijker gaat.
Tijdens mijn lesbezoeken aan SIPI leer ik Mehmut kennen. Mehmut is een vrouw van middelbare leeftijd. Al een aantal jaren volgt ze trouw drie keer per week de lessen bij SIPI. Halverwege de tweede les biggelen er grote tranen over haar wangen. De docente stelt een vraag in het Arabisch. Mehmut geeft antwoord. Ik volg dit gesprek niet helemaal, maar zie dat Mehmut het moeilijk heeft. Even later verlaat ze de klas. De docente licht me later in. Mehmut heeft een tijd geleden haar man verloren. Haar kinderen wonen in Marokko en die kan ze niet bezoeken. Ze woont alleen in Nederland, zonder man en kinderen of familie. Ze spreekt het Nederlands gebrekkig en boekt weinig vooruitgang. De docente vertelt me dat Mehmut een ongeluk heeft gehad, waardoor haar geheugen niet goed meer is. De Nederlandse taal zal ze waarschijnlijk nooit goed leren. Maar toch komt ze graag naar de les vanwege het samenzijn met anderen die haar begrijpen. Ze is iedere keer weer zo blij als ze een paar zinnen heeft geleerd. In emotioneel moeilijke momenten komt het goed van pas als de docente met de cursiste in haar eigen taal kan praten.
| |
Hulp eigen taal: oplossing of probleem?
Het Deltaplan inburgering stelt, meer dan ooit, participatie van inburgeraars centraal. De initiatieven van SIPI en Bureau Inburgering Utrecht lijken in deze tijd dan ook niet misplaatst: er is een groot aantal voordelen te noemen van het gebruik van de eigen taal bij het sociaal activeren van inburgeraars. Cursisten durven bijvoorbeeld eerder vragen te stellen, voelen zich begrepen door de docent, kunnen gemakkelijker over problemen praten en vergelijkingen tussen culturen maken.
Voor een succesvolle inburgering is echter meer nodig dan sociale activering. Om deel te kunnen nemen aan de samenleving is uiteindelijk een bepaald niveau Nederlands nodig. Ook in dit opzicht biedt het ANT2ET-onderwijs een aantal voordelen, zoals het direct vertalen van woorden en de mogelijkheid om relaties tussen de eerste en tweede taal te leggen. Maar proberen we die
| |
| |
twee doelstellingen (sociale activering en het verhogen van het taalniveau) te verenigen, dan brengt het ANT2ET-onderwijs ook een risico met zich mee: het gevaar dat een groot gedeelte van de les gaat bestaan uit inhoudelijke discussies in de eigen taal over de Nederlandse samenleving of persoonlijke problemen. En dat zou de ontwikkeling van de taalvaardigheid in het Nederlands in de weg kunnen staan. Bovendien heeft een succesvol ANT2ET-docent een behoorlijk pakket aan competenties nodig.
Docenten die gebruikmaken van de eigen taal hebben via de gemeenschappelijke taal en achtergrond een kostbaar instrument in handen om de cursisten te motiveren, hun vertrouwen te winnen en persoonlijke begeleiding te bieden. De cursisten kruipen uit hun schulp en durven te participeren in de Nederlandse samenleving. ANT2-docenten moeten echter ook beschikken over de deskundigheid om cursisten te leren lezen en schrijven en hun Nederlands naar een hoger niveau te tillen. Voor het alfabetiseren met behulp van de eigen taal zouden docenten de kracht van beide competenties moeten kunnen bundelen.
| |
Literatuur
Craats, I. van de (2004). Eigen taal in de NT2-les? Les 131, 19-21. |
Dijt, M. van & K. van Etten (2007). PaVEM Taal ToTaal. |
Docentenhandleiding, 's Hertogenbosch: CINOP. |
Edriouch, L. (2008). Het ligt niet alleen aan de inburgeraar, maar aan het aanbod! Les 151 (2), 25-26. |
Huizinga, M. & A. van Kalsbeek (1996). Kijk op de klas. Amsterdam: VU Uitgeverij. |
Kalsbeek, A. van (2001). NT2 en NVT: Synergie of scheiding der wegen? Neerlandica Extra Muros XXIX, 23-32. |
Voorhaar, D. (2008). In een wereld vol letters. Master's thesis, Universiteit van Amsterdam, 2008. |
|
|