| |
| |
| |
Onder de loep
Integratie over en weer
Oudkomersprojecten OGO en portfoliobewijzen verzamelen
Jacqueline Veth/id college, Gouda
In Schoonhoven en Waddinxveen werden met oud komersgelden twee OGO (Opvoedings Gezondheid Onderwijs)-projecten gefinancierd voor laaggeschoolde moeders met schoolgaande kinderen. Coördinerend docent Jacqueline Veth, sinds 1998 intensief betrokken bij Ouderparticipatieprojecten, blikt terug en constateert dat integratie staat of valt met goede contacten tussen Nederlanders en buitenlanders. Voor beide groepen bleek het een waardevolle ervaring en culturele verrijking
In enkele gemeenten rond Gouda, Schoonhoven en Waddinxveen werden het afgelopen jaar twee OGO-projecten gefinancierd. De deelneemsters, die in eigen land niet of nauwelijks onderwijs gevolgd hebben, hebben schoolgaande kinderen in de leeftijd van vier tot twaalf jaar. Nagenoeg alle cursisten hebben eerder al Nederlandse les gehad en zijn geheel of gedeeltelijk gealfabetiseerd. De projecten duurden 13 maanden: van december 2006 tot en met december 2007. Na een intensieve intake door een onafhankelijk bureau werden twee lesgroepen samengesteld met respectievelijk 14 en 15 deelnemers. Het instroomniveau van de groepen varieerde van o tot op weg naar A1 voor lezen en schrijven en van A1 tot op weg naar A2 voor spreken en luisteren.
| |
Opzet en uitvoering
In de groepen werd gewerkt met module 3 van Spraakmakers (6-11 jarigen), aangevuld met door het ID College ontwikkelde lescycli Ouderparticipatie, met name een blok over kleuters en een blok opvoeding. Deze onderwerpen worden immers niet behandeld in module 3 van Spraakmakers.
Spraakmakers richt zich op het verhogen van de gespreksvaardigheid op onderwerpen als op school, thuis, bij de dokter. Daarbij horen opdrachten om het geleerde in natuurlijke situaties in de praktijk te brengen.
In het documentatiecentrum
Schoolgidsen en kalenders, brieven en briefjes van school, programma 's van de vrouwengroepen in beide dorpen, sport en vrijetijdsmogelijkheden en het dorpsnieuws vormden eveneens belangrijke lesstof in het kader van informatieoverdracht, sociale activering en zelfstandig leren omgaan met informatie. Ook werden extra lees- en schrijfoefeningen aangeboden, onder andere om het zoekend lezen, nodig om de juiste informatie uit teksten te halen, extra te stimuleren.
De cursisten verzamelden bewijzen van gevoerde gesprekken, ingevulde formulieren en geschreven briefjes in een persoonlijk portfolio.
Vrijwilligers en medewerkers van Vluchtelingenwerk voerden met de deelneemsters verspreid door het jaar vier tot zes keer een gesprek aan de hand van het persoonlijke portfolio over voortgang en plannen om actief te worden of blijven tijdens en na afloop van de cursus. Het onafhankelijke bureau verzorgde een eindtoetsing ter bepaling van het NT2- uitstroomniveau.
| |
Het portfolio
In het kader van de nieuwe Wet Inburgering werd er al veel gesproken over
| |
| |
Kader 1 voorbeeld gesprekkenformulier
het verplicht stellen van het halen van bewijzen, waarmee aangetoond kan worden dat de inburgeraar zich goed in Nederland en in het Nederlands kan redden. Het ID College Gouda had al enige jaren ervaring met het aanleggen van portfolio's in de alfagroepen. Er is in lesgroepen gewerkt met het Portfolio ‘Ouderparticipatie’ en meegewerkt aan het ontwikkelen van het Portfolio ‘Wonen en de Buurt’ van het CITO. Van daaruit zijn keuzes gemaakt en werd een eigen portfoliomodel ontwikkeld passend bij de alfacursisten in onze lesgroepen. Het portfolio bestond uit een deel Biografie, een deel Resultaten van leerstofgebonden toetsen lezen/schrijven en spreken/luisteren, een aantal werkbladen en foto's rond uitstapjes en/of buitenschoolse opdrachten en indien van toepassing taalstage-afspraken en ervaringen, en tot slot de 10-wekelijkse rapportages en de resultaten van de eindtoetsing (ICE Profieltoets Alfabetisering). In 2006 kwamen er lijsten van gebieden waarop bewijzen gehaald
Kader 2 bewijsformulier gesprekken
moesten worden: de zogenaamde cruciale praktijksituaties en daarmee verbonden cruciale handelingen. Er werd onderscheid gemaakt tussen Burgerschap, Werk en OGO.
In de reguliere alfagroepen werden de genoemde cruciale praktijksituaties zoveel mogelijk gekoppeld aan de thematische blokken van de bestaande leerplannen.
In de hier beschreven ouderparticipatiegroepen in Schoonhoven en Waddinxveen is vanaf januari 2007 begonnen met verzamelen van bewijzen met name op het gebied van OGO. Omdat bij Spraakmakers in het boek wordt ingevuld hoe de gesprekken verlopen zijn, was het lastig om de resultaten in het portfolio te verzamelen. Dat werd aangepast: het format van het gesprekkenformulier uit Spraakmakers werd per type gesprek aangepast en in een bepaalde kleur gekopieerd. Dit maakte het voor de cursist herkenbaarder (zie kader 1).
Vanaf midden 2007 werd gebruik gemaakt van het verplichte bewijsformulier
Kader 3 een ingevulde opdrachtenkaart
Gesprekken uit het Landelijk Portfolio Inburgering. Een nadeel daarvan is dat elk gesprekkenformulier er identiek zwart-wit uitziet. Dat maakt het voor de alfacursist moeilijker om snel te herkennen aan welke situatie gerefereerd wordt (zie kader 2).
We ontwierpen diverse opdrachtenkaarten (in verschillende bij de gesprekkenformulieren passende kleuren), die als gespreksleidraad in de gesprekken met Nederlanders over een bepaald onderwerp konden dienen (zie in kader 3). De opdrachtenkaarten en meestal ook een foto van de situatie werden eveneens aan het portfolio toegevoegd.
| |
Gespreksangst
Gestimuleerd door de opdrachten in Spraakmakers en de nieuwe Wet inburgering, waarbij inburgeraars moeten kunnen aantonen zich te kunnen redden in allerlei cruciale praktijksituaties, bedachten we verschillende drempelverlagende activiteiten om de cursisten in contact te brengen met Nederlanders. Van belang was dat cursisten
| |
| |
Klassebezoek
door positieve ervaringen meer durf zouden krijgen om gesprekken met Nederlanders aan te gaan.
Omgekeerd wilden we bereiken dat ook de Nederlanders eerder met interesse op de buitenlanders zouden afstappen. We gingen als volgt te werk. Als afsluiting van het eerste thema van Spraakmakers ‘Praten met andere ouders’ werd een toetsgesprek met een Nederlandse moeder op de leslocatie voorgesteld. De cursisten werd gevraagd om zelf een Nederlandse moeder uit te nodigen. Oeps, dat was even slikken, en schrikken. Er kwamen reacties als: ‘Willen Nederlandse moeders dat wel, met ons praten?’, ‘We kunnen niet zo goed Nederlands, dadelijk begrijpt de Nederlandse moeder ons niet’ en ‘Nederlandse moeders werken allemaal, ze hebben geen tijd.’ In de les werd van tevoren uitgebreid geoefend hoe je iemand netjes kunt vragen. Ook werd de cursisten op het hart gedrukt dat als iemand niet kan, je moet proberen een ander te vragen. Al gauw kwamen er enkele cursisten die een moeder bereid hadden gevonden om naar de leslocatie te komen. Zij mochten vertellen hoe het vragen van een moeder was verlopen. Er kwam vooral naar voren dat ze het wel eng hadden gevonden, maar uiteindelijk een positief gesprekje hadden gehad met de moeders. Alle andere cursisten deden vervolgens ook hun best om Nederlandse moeders te vragen; soms werden er wel twee of drie gevraagd, maar konden de gevraagden niet op de vastgestelde datum. Het resultaat was dat in beide lesgroepen ongeveer de helft van de cursisten een Nederlandse moeder meebrachten op de toetsochtend. Het toetsgesprek zelf werd in tweetallen nogmaals goed geoefend met behulp van de opdrachtenkaart. Ook het gespreksformulier dat samen met de Nederlandse moeder naderhand moest worden ingevuld, werd besproken.
Tijdens de bewuste toetsochtend werd eerst ontspannen koffie gedronken en genoten van de meegebrachte baksels uit diverse landen. Na uitleg van de bedoeling van het gesprek werd de Nederlandse moeders gevraagd of zij tweemaal een gesprekje wilden voeren, eerst met de cursist met wie zij waren meegekomen en daarna met een andere cursist die minder geluk had gehad. De moeders vonden dit geen probleem. Vervolgens werd in twee ronden langs de zijkanten van het lokaal druk en geanimeerd met elkaar gesproken. De docent moest hier en daar vragen het gesprek nu echt af te ronden. Na afloop werd nagepraat en was iedereen het er over eens dat men vaker met elkaar wilde praten. Beide partijen waren enthousiast over het contact: ‘Ik dacht: die buitenlandse vrouwen kunnen geen Nederlands.’, ‘Op het schoolplein staan we altijd een eind uit elkaar; voortaan ga ik gewoon naar ze toe...’, ‘Leuk om elkaar beter te leren kennen!’, ‘Ik kan best praten; de Nederlandse moeder begrijpt wat ik zeg!’, ‘Het viel mee. Als ik het niet begrijp, zegt de Nederlandse moeder het gewoon nog een keer!’ en ‘We kennen elkaar nu en als we mekaar tegenkomen, maak ik een praatje!’
Kortom, deze eerste ontmoeting was een groot succes: de cursisten hadden veel Nederlands geleerd en er waren contacten ontstaan tussen Nederlandse en buitenlandse vrouwen die elkaar bij de school nog vaak tegen zullen komen. De angst om met elkaar in gesprek te komen was verdwenen. In plaats daarvan was er interesse in elkaar ontstaan.
| |
Zelf erop uit durven gaan
Bij afsluitingen van volgende thema's nodigden de cursisten opnieuw Nederlandse moeders uit, bij voorkeur andere moeders, die nog niet eerder gevraagd waren. Ook werd er opgelet
| |
| |
dat elke cursist ten minste één keer iemand meebracht.
Er volgde een bezoek aan de bibliotheek en aan de basisschool. In beide gevallen werd met behulp van opdrachtenkaarten in groepjes van twee cursisten en een Nederlandse moeder een rondgang gemaakt. Daarna stond een individueel klassenbezoek op het programma. De cursist moest zelf een afspraak maken met de leerkracht van haar kind om een dagdeel mee te draaien op school. Tijdens het meedraaien vulde de cursist een opdrachtenkaart in en na afloop sprak zij nogmaals met de leerkracht en werd het gesprekkenformulier ingevuld. De cursisten kregen een goede indruk van hoe het eraan toegaat in een klas en een beter contact met de leerkracht van hun kind.
De cursisten werden gestimuleerd om zoveel mogelijk gespreksformulieren te verzamelen voor het inburgeringsexamen. Bij de dokter, de tandarts, de logopedist, de gemeente of de GGD durfden de cursisten steeds vaker te vragen of men een gespreksformulier wilde invullen. In de meeste gevallen wilde men wel meewerken, en soms voelden cursisten aan dat ze in een bepaalde hectische situatie beter niet over het formulier konden beginnen. In de lessen werden altijd ervaringen uitgewisseld. Zo stimuleerden de cursisten elkaar.
Op de leslocatie werden nog een paar toetsgesprekken met Nederlandse moeders gehouden, onder andere over omgaan met de kinderen, voeding, bewegen/sporten of ouderhulp op school. Eenmaal werd een spelcircuit met gezelschapspelen, sjoelbak en schilderen opgezet. Dit was een groot succes, enthousiast werden over en weer spelletjes uitgelegd en schilderijen gemaakt.
In de laatste thema's werd aandacht besteed aan praten met de leerkracht over problemen van je kind, het thuis signaleren van problemen en het ondersteunen bij het huiswerk. De opdracht was om bij de tien-minuten-gesprekken van tevoren met je kind te praten, te bedenken wat je wil vragen en zelf in het Nederlands het gesprek met de leerkracht(en) te voeren. Een aantal cursisten was erg trots op zichzelf, want zij waren nog nooit alleen naar het tien-minutengesprek geweest.
| |
Resultaten
Al met al hebben de cursisten door het jaar heen zo'n 12 tot 16 portfoliobewijzen van gesprekken en enkele schrijfproducten verzameld. De ene cursist wat meer dan een andere, gewoon omdat zij dat jaar vaker naar een dokter of logopedist moest of met meer instanties in aanraking kwam. Niet op alle cruciale praktijksituaties van het Landelijk Portfolio werden bewijzen gehaald. We kozen ervoor om het verzamelen op een natuurlijke wijze te laten verlopen, wanneer zich gelegenheden zouden voordoen. Het blijkt heel lastig om zo binnen een jaar voldoende bewijzen te verzamelen. Cursisten werd daarom geadviseerd na afloop van de cursus door te gaan met het verzamelen van bewijzen.
De ICE-eindtoetsing wees uit dat, na een jaar Nederlandse les, nog zeker niet alle gewenste niveaus waren bereikt. De cursisten scoorden nagenoeg allemaal A2 op spreken, maar voor lezen en schrijven waren ze vaak nog op weg naar A1. Maar de cursisten waren wel vooruit gegaan in vergelijking met de begintoets. Bij de meeste toetsen, in mindere mate de Profieltoets Alfabetisering, werden ook duidelijk andere vaardigheden gemeten dan lezen, schrijven of luisteren sec. Bij de spreektoets NT2 scoorden gevorderde cursisten lager dan de minder gevorderde cursisten die de spreekassessments van de Profieltoets Alfabetisering gedaan hadden. In mijn ogen een veel natuurlijker situatie om spreek- en luistervaardigheid te meten dan een ‘piepjes’ test, waarbij op een bandje voor de piep een antwoord moet worden gegeven.
| |
Integratie
Maar het allerbelangrijkste is, en dat hebben we zeker bereikt, de communicatie met Nederlanders: de durf om erop af te gaan en te praten, een open houding naar de woonomgeving, de school, allerlei instanties en instellingen toe. Het halen van portfoliobewijzen en het laten zien en erover vertellen in de les, was hierbij een goede stimulans. In de lesgroep stimuleerden de succeservaringen van individuele cursisten andere cursisten om ook aan de gang te gaan.
Op beide afscheidsfeestjes aan het einde van de cursus waren de Nederlandse moeders, leerkrachten, schooldirecteuren, buurvrouwen en vrijwilligers Vluchtelingenwerk prominent aanwezig. En er werd wat afgebabbeld in het Nederlands. Er was een modeshow en een tentoonstelling met kleding
| |
| |
Gesprek met de Nederlandse moeder
en voorwerpen uit verschillende landen. De Nederlandse moeders en de buitenlandse moeders waren vast van plan de contacten te onderhouden: op het schoolplein, bij ouderhulp of op de koffie. Eén cursist ging meteen nog een bewijsformulier Gesprekken in laten vullen, na een lange babbel met de receptioniste van het lesgebouw.
Het organiseren van begeleidende activiteiten en het maken van opdrachtenkaarten om cursisten tot verzamelen van portfoliobewijzen aan te zetten worden momenteel ook bij de reguliere alfagroepen in aangepaste vorm toegepast. Ook hier geldt: het werkt!
| |
Tot slot
In januari 2008 krijgen de cursisten van de twee lesgroepen een Certificaat Inburgering uitgereikt. Een aantal cursisten kan zeker nog meer Nederlands leren, graag weer in zo'n zelfde setting: in de les oefenen en daarbuiten het geleerde direct in de praktijk brengen. Ik denk aan onderwerpen als ‘groep 8 en het voortgezet onderwijs’, ‘peuters en kleuters’, ‘(vrijwilligers)werk’ en ‘actief in eigen buurt’.
Met veel voldoening kijken docenten en cursisten terug op een leerzaam, leuk en gezellig jaar, vol contacten, nieuwe vriendinnen en de durf om in Nederland mee te doen.
| |
Literatuur
• | Jacqueline de Maa, Inge van Meelis, Heleen Versteegen, Lies Alons, Yolande Timman, Woutje Westenbrink (2005), Spraakmakers.
module 3:6-11 jarigen. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. |
• | Dorothé Pietersma (2007), Zwart op wit. Praktische schrijfvaardigheid voor volwassenen. Bussum: Coutinho. |
• | Landelijk Portfolio Inburgering via: www.inburgering.nl. |
• | ICE Profieltoets Alfabetisering |
|
|