Alfa-Nieuws. Jaargang 10
(2007)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||
[Nummer 2]Uit het veldLeesplezier
|
1 | Hoe kun je de cursisten begeleiden om meer toegang te krijgen tot de wereld van schriftelijke, zeg maar narratieve teksten? |
2 | Hoe kun je de cursisten meer stimuleren tot leesplezier? |
3 | Hoe breng je de cursisten tot meer ‘leeskilometers’? |
Hitchcock in de alfa-taalklas
Voor een goed begrip van deze problematiek moet ik noodzakelijkerwijs eens over het muurtje loeren en het probleem vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Ik heb dit altijd al een gezonde houding gevonden, eens verder kijken dan je eigen opleiding.
Vanuit NT2 weet ik dat je het begrip van een leestekst het best kan ondersteunen via een goede tekstintroductie. Ik verwijs hier graag naar het ABCD-modelGa naar eind1 bij de opbouw van een NT2-les. Bij de A- of introductiefase heb je inderdaad opdrachten die de lees- of luistertekst uitgebreid presenteren of introduceren bij de laaggeschoolde cursisten, die vaak weinig inlevingsvermogen hebben, en die bovendien niet veel kunnen bogen op ervaring in de wereld van pen en papier en zich ook niet kunnen beroepen op leer- en studievaardigheden.
Dit kan vanuit een klassiek, communicatief klasgesprek. In een dergelijke dialoog met de cursisten probeer je hen te boeien voor het te introduceren onderwerp. Daarbij peil je ook hun ervaringen met die materie. Belangrijk voor deze fase is dat men als docent voldoende gerichte vragen stelt. Die kunnen immers een heleboel informatie opleveren.
Je kunt ook uitgebreid gebruik maken van visuele ondersteuning: foto's, afbeeldingen, concreet materiaal om de tekst of het verhaal te illustreren.
Voorbeelden hierbij zijn het gebruik van de ‘Photo Cue Cards’ of ‘Color Cards’. Een stukje video of dvd kan
natuurlijk ook. In een cursus als ‘Bonte Was’ maakt men bijvoorbeeld ook handig gebruik van een soapserie op cd-rom om de cursisten bij de opdrachten of taken te betrekken.
Straks spring ik nog eens over een ander muurtje en bekijk ik de teksten vanuit de NT1-invalshoek. Dan zal ik het hebben over hoe Frank SmithGa naar eind2 vanuit de psycholinguïstiek te werk ging bij het opstellen van transparante leesteksten, zoals die voor moedertaalsprekers in de NT1-groepen.
Maar je kunt ook auditieve ondersteuning bieden bij de tekst. Handelingen of bepaalde gebeurtenissen in de tekst kunnen worden geïllustreerd via passende geluiden; het is dan ook handig om een bepaalde sfeer te scheppen via een bepaald soort muziek of achtergrondgeluid.
Je maakt dus een soort ‘soundtrack’, zoals bij een film of een hoorspel. Wie denkt er niet aan vakantie, wanneer men luistert naar het geluid van krijsende meeuwen, joelende kinderen op het strand, rollende aanspoelende golven en een door het mulle zand ploegende ijsventer die zijn koopwaar luidkeels aan de man brengt?
Naast sfeer biedt een dergelijk procédé de mogelijkheid tot semantisering van meer abstracte begrippen zoals gevoelens of belevingen. Een leuk voorbeeld zijn de geluiden om de atmosfeer in een ‘thriller’ te suggereren: het geheimzinnige geluid van een gong, de ijselijke kreet van een mogelijk slachtoffer... Hitchcock grijnst tevreden vanachter één of andere duistere straathoek!
Als je jouw cursisten een beetje wilt laten wennen aan het werken met geluiden in de klas, dan zijn de ‘Listening Comprehension Skills - indoor/outdoor sounds’ een goede introductie. Dit lesmateriaal bestaat niet alleen uit geluidsmateriaal, maar ook uit passende foto's, zodanig dat je gemakkelijk oefeningen kunt verzinnen, zoals: ‘Bij welke foto hoort dit geluid? Wie zie je op die foto?’ Het is dus een soort geluidenbingo.
En je kunt nog meer zintuigen activeren bij de tekstintroductie. Zo breng je bijvoorbeeld concrete voorwerpen mee naar de taalklas. Dan kun je de cursisten bijvoorbeeld geblinddoekt laten voelen of ruiken. Het is eens een andere, interactieve manier om tekstonderwerpen te introduceren in je les.
Kinderachtig en weinig functioneel?
Als je denkt aan fictieve teksten (verhalen, korte eenvoudige leesboekjes of zelfs sprookjes), dan zijn er misschien mensen die vinden dat dergelijke teksten voor de alfa-NT2-cursist vaak te kinderachtig overkomen.
Misschien moet je eens kijken naar de kenmerken van de doelgroep, de beginsituatie van je cursisten. In de alfaklas zitten veel vrouwen of ook mannen met kleine kinderen, of zelfs oma's en opa'smet kleinkinderen, voor wie eenvoudige kinderverhalen herkenbaar zijn. Het doet hen denken aan de verhaaltjes die zij via hun ouders of via de andere kinderen op het dorpsplein hoorden: over de wijze Nasreddin Hoca, over de al even slimme rechter Djha uit Marokko, of de spin Anansi.Ga naar eind3 Steeds is het verhaal spannend of voorzien van een fijne ‘pointe’, iets om reikhalzend naar toe te lezen. En zij willen ook hun schoolgaande kinderen helpen, en ‘leeskilometers’ maken om niet te blijven stagneren in hun leesproces. Zo voorkomt leesplezier dat beginnende lezers, zowel groot als klein, te veel blijven spellen, of te voorspellend blijven lezen. Binnen het dagelijks bezig zijn met de opvoeding van de kinderen spelen allerlei schoolse activiteiten in samenwerking met het kind een grote rol. Samen naar de bibliotheek, boekjes bekijken, verhalen voorlezen of vertellen, allemaal zaken die alfacursisten graag willen kunnen.
Andere mensen vragen zich wel eens af: ‘Zijn narratieve teksten eigenlijk wel functioneel voor alfacursisten?’ Als men de doelen uit het opleidingsprofiel of uit het leerplan Alfa-NT2 1.1. te letterlijk zou nemen, kan men daarop alleen maar een negatief antwoorden. Dit doel treft men pas aan in het opleidingsprofiel voor Alfa-NT2 1.2, namelijk in module 13Ga naar eind4. Daar heet het: ‘De cursist kan op beschrijvende wijze relevante gegevens selecteren uit narratieve
teksten, zoals een verslag.’ Bij de indicatieve voorbeelden vindt men tekstsoorten terug als een kort verhaal, een artikel in een cursistenblad of uit Wabliej.Ga naar eind5 Gelukkig kun je al veel vroeger in de alfaklas werken aan een dergelijk leesdoel.
De narratieve teksten hebben als voornaamste ondersteunende functie bij module 5 het leveren van de nodige ‘leeskilometers’ aan de alfacursisten. Daarom voegt men kleine verhaaltjes toe aan bijvoorbeeld de cursus 7/43 Extra (Indiflex). Leesmateriaal als Beter lezen, of het vervolg Verder lezen, illustreert deze functie op een voortreffelijke manier, het zijn korte verhaaltjes, geschreven door ervaren lesgevers, aantrekkelijk gepresenteerd, zoals vele volksverhalen ook voorzien van een leuke ‘pointe’. En bovendien herkenbaar ‘uit het leven gegrepen’ van de laaggeschoolde cursist.
Die teksten presenteer je uiteraard ook naast inderdaad meer functionele activiteiten, zoals het zoeken naar relevante gegevens in een woningadvertentie, of het invullen van personalia in een authentiek formulier. Dat zijn pas vervelende maar noodzakelijke taken die eerder in de wereld van de volwassenen thuishoren!
Wat men in geen enkel geval mag vergeten is het element ‘leesplezier’.
Jammer dat dit element bijna altijd over het hoofd gezien wordt door de makers van opleidingsprofielen of leerplannen. Mag leren of lezen nu eens nooit ‘plezierig’ zijn? Net zoals de leerkrachten uit het basisonderwijs dat doen voor hun leerlingen, of zoals ouders voor hun opgroeiende kinderen, moeten docenten uit de basiseducatie een poging doen om hun alfacursisten het nodige leesgenot te laten ervaren, het gevoel dat je met een boekje even weg kunt dromen uit de dagelijkse realiteit, of dat je juist kunt nadenken over de problemen uit je dagelijkse omgeving of ruimer nog, uit de steeds voortrazende moderne maatschappij. Uit een boek put je dus net zo goed de nodige dosis ‘escapisme’ als de al even noodzakelijke hoeveelheid ‘maatschappelijk bewustzijn’.
De aanwezigheid van een leesbibliotheek of eenvoudigweg een leeshoek in een cafetaria van een Centrum Basiseducatie bewijst genoeg hoe graag alfacursisten neuzen in een eenvoudig leesboekje of in de krant. Ze willen graag deel uitmaken van de ‘wereld van het geschreven woord’, net zoals zij graag kennismaken met de wereld van de multimedia en de computer. Internet, chatten en sms'jes zijn bijna onbereikbare statussymbolen in de ogen van de lageropgeleiden.
Het werken met transparante teksten in drie stappen
Het volgende stappenplan is gebaseerd op materiaal dat twee collega's uit CBE Gent, Carine Thys en Klaar Storme, en ik vanaf 1995 maakten in het kader van onze ‘praktijkmodule’ binnen de opleiding Alfa-NT2, de eerste, zogenaamde experimentele bijscholing van het VOCB. Ons uitgangspunt werd ook gevormd door bevindingen en ervaringen uit een andere opleiding, namelijk NT1: contactsessies met onder meer Dominiek SandraGa naar eind6, waarin verwezen werd naar Smith en de globaalmethode. We hebben dan de suggesties van Sandra en Smith wat omgebogen naar Alfa-NT2. Zo hebben we heel wat tussenstappen in de procedure voorzien, want Alfa-NT2-cursisten hebben in tegenstelling tot hun NT1-collega's meer ondersteuning nodig op het gebied van woordenschat, taalstructuren en tekstbegrip.
Als eerste voorbeeld neem ik het zelfgemaakte leesmateriaal, gebaseerd op enkele ‘Color Card’-fotosequenties, de bekende rode fotodozen waarin opeenvolgende fotoreeksen zitten van bijvoorbeeld 4, 6 of 8 fotosequenties.
Grosso modo zijn er drie fasen of stappen in het werken met transparante teksten:
1 | Eerst de voorkennis oproepen via een klasgesprek of via audiovisuele ondersteuning. |
2 | Kijken en luisteren: via beeld en geluid voorspellen de cursisten de tekst; zij maken eigenlijk een hypothese over het verloop van het verhaal. |
3 | Het eigenlijke (mee)lezen: de cursisten |
kijken na of hun voorspelling of hypothese wel klopt. |
Voor de geïnteresseerden die dit echt eens willen toepassen in de klas, maak ik nog even een iets meer gedetailleerde lijst:
- | Eerst wordt er mondeling gewerkt rond de fotosequenties, die samen een verhaal vormen. |
- | Een aantal moeilijk te lezen woorden wordt eruit gelicht en gepresenteerd als functionele woordbeelden op strookjes. |
- | Als verwerkingsopdracht kan er bijvoorbeeld een bingo met de woordbeelden gespeeld worden. |
- | Er wordt apart naar de ondersteunende geluiden bij het verhaal geluisterd op de meelees-cd of cassette. |
- | Daarna luisteren de cursisten naar het verhaal op een ‘normaal’ leestempo, voor een voldoende tekstbegrip. |
- | Vervolgens kunnen ze meelezen met het verhaal op een ‘trager’ leestempo. |
- | Er wordt meegelezen of voorgelezen aan elkaar in kleine groepjes. |
- | De cursisten krijgen het audiomateriaal mee naar huis om nog eens te beluisteren of mee te lezen. |
- | Als toepassing in een nieuwe situatie kunnen de cursisten achteraf in de klas nog een bord- of ervaringstekst maken via ‘verwant’ visueel of auditief materiaal. |
(Uit: Kijken met je ogen dicht. Westbroek: Harlekijn, 1984)
En we eindigen met: poëzie!
Ik zou dit artikel niet beter kunnen afsluiten dan met een gedicht van Willem Wilmink. Ik heb het wel eens gebruikt in de les. Na enige uitleg konden de cursisten er wel om glimlachen, en ik zag ook dat sommigen zich ontroerd in de verzen konden herkennen. Ik laat jullie dan maar meegenieten en ik kan iedereen alleen maar verder veel leesplezier toewensen.
- eind1
- Neuner, G., M. Kruger & U. Grewer (1981). Übungstypologie zum kommunikativen Deutschunterricht, Berlijn: Langenscheidt.
- eind2
- Smith, F. (1994). Understanding Reading: a psycholinguistic analysis of reading an learning to read, Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
- eind3
- Zie ook: Kurvers, J. (2004). Waar de vrouwen vandaan komen. Oude verhalen voor nieuwe lezers. Bussum: Coutinho; Suiker en andere verhalen. Vertellingen van de hoca en dejoha. Utrecht: NCB (1993)
- eind4
- De hier genoemde modulen 13 en 5 verwijzen naar de modulering zoals die in Vlaanderen gehanteerd wordt in het Alfa-NT2-leerplan. Zie ook het artikel ‘De modularisering van het Alfa-NT2-aanbod in Vlaanderen’ van Inge Schuurmans in ALFA-nieuws nr.4 van 2006, p.14.
- eind5
- Wablieft is Vlaanderens ‘duidelijkste krant’, speciaal bedoeld voor de basiseducatie in Vlaanderen (uitgegeven door VOCB), zie www.wablieft.be.
- eind6
- Prof. dr. Dominiek Sandra is werkzaam aan de Universiteit Antwerpen op het Departement Taalkunde.