Aanvalsplan Laaggeletterdheid
Er komt de komende vijf jaar ruim 20 miljoen euro extra beschikbaar voor de strijd tegen analfabetisme. Het extra geld gaat niet alleen naar de bestrijding van lees- en schrijfproblemen maar ook naar het voorkomen van laaggeletterdheid. Werkgevers en gemeenten krijgen een actieve rol. De nieuwe koers staat in het rapport Van A tot Z betrokken. Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010 dat minister van der Hoeven en de staatssecretarissen Rutte en Van der Laan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.
Een omslag in de aanpak van analfabetisme moet het aantal laaggeletterden aanzienlijk verminderen. Nederland kent ongeveer 1,5 miljoen mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. Zij hebben hierdoor moeilijkheden in het dagelijks functioneren of in werksituaties; bijvoorbeeld bij het boodschappen doen, het werken met een computer of bij het voorlezen van hun kleinkinderen. Laaggeletterden nemen nauwelijks deel aan activiteiten in de buurt of op school en zijn daardoor moeilijk bereikbaar. En uit schaamte verbergen ze vaak hun probleem.
De afgelopen jaren is het probleem vooral bestreden door zoveel mogelijk mensen naar een taal- of schrijfcursus te krijgen. Die inspanning wordt met kracht voortgezet, maar het aanvalsplan is tevens gericht op het voorkomen van laaggeletterdheid door in een vroeg stadium in te grijpen. Jonge kinderen van 2 tot 6 jaar met een taalachterstand nemen deel aan voor- en vroegschoolse educatie. Programma's worden ontwikkeld om vroegtijdig te signaleren of een kind in het primair onderwijs een lees- of een taalachterstand heeft. Kinderen werken deze achterstand weg in speciale schakelklassen, waar ze een jaar lang intensief taalonderwijs krijgen.
Laaggeletterdheid is een moeilijk te signaleren probleem. De aanpak moet daarom zo dicht mogelijk bij de mensen plaatsvinden, dus op gemeentelijk en provinciaal niveau. De ambitie is dat gemeenten en provincies samen met scholen, werkgevers, bibliotheken en andere betrokken partijen een actieplan opstellen. Daarbij kunnen ze ondersteuning krijgen van het Rijk.
Bestaande acties kunnen als voorbeeld dienen voor andere regio's, zoals het project ‘Alle ouders doen mee’. Dit is een project waar ouders op de school van hun kinderen een lees- en schrijfcursus krijgen aangeboden. Andere actiepunten zijn dat bibliotheken een ‘makkelijk lezen plek’ inrichten voor volwassenen en kinderen, waar toegankelijke boeken staan. Daarnaast organiseren bibliotheken in samenwerking met scholen voorleesactiviteiten voor kinderen zoals de Nationale Voorleesdagen. Er wordt naar gestreefd dat veel meer werkgevers dan nu hun werknemers onder werktijd een taalcursus aanbieden. Naast de preventieve maatregelen blijft de doelstelling dat minimaal 12.500 laaggeletterden jaarlijks een cursus lezen en schrijven volgen. De drie bewindspersonen trekken jaarlijks ruim 4 miljoen euro extra uit om laaggeletterdheid tegen te gaan.