| |
| |
| |
[Nummer 2]
Onder de loep
Alfabetisering in Oost-Timor
Danielle Boon/UNDP-medewerker Oost-Timor
Oost-Timor is een klein, bergachtig land in Zuid-Oost Azië. Het beslaat de oostelijke helft van het eiland Timor en ligt ten oosten van Bali (Indonesië) en ten noordwesten van Australië. Het heeft een miljoen inwoners die voornamelijk in de landbouw of visserij werkzaam zijn. Oost-Timor is het armste land in Azië. De helft van alle volwassenen is er analfabeet. In dit artikel vertelt Danielle Boon hoe aan het terugdringen van dit cijfer gewerkt wordt. Zij werkt sinds enkele jaren mee aan de vernieuwing van het alfabetiseringsprogramma in het land.
In november 2003 mocht ik als adviseur volwassenenalfabetisering aan de slag voor de Minister van Onderwijs van de nieuwe natie (zie kader). Ik viel middenin een talendiscussie. In de nieuwe grondwet is geregeld dat het land twee officiële talen heeft: het Portugees, dat door een klein deel van de bevolking beheerst wordt, en het Tetum, een nationale (Austronesische) taal die voor een groot deel van de inwoners de eerste of tweede taal is. Beide talen worden gebruikt in het officiële verkeer en in het onderwijs. Daarnaast zijn er nog eens vijftien andere talen als nationale taal erkend. Een aantal daarvan wordt momenteel beschreven. Dat gebeurt door het Nationaal Instituut voor Linguïstiek, dat ook het Tetum verder aan het ontwikkelen is. Verder spreekt een groot deel van de bevolking Indonesisch (Bahasa Indonesia), aangezien dat tot 1999 de officiële taal was. En tot slot zijn er veel mensen die graag Engels willen leren vanwege de internationale contacten en de contacten met het nabije Australië.
De regering vond aanvankelijk dat iedereen maar meteen in het Portugees gealfabetiseerd moest worden. Dat zou voor het grootste deel van de leerders betekenen dat ze moesten leren lezen en schrijven in een taal die ze niet begrepen. Daarom werd al gauw gekozen voor het Tetum als ‘ingangstaal’. In het
Docenten overleggen over het samenstellen van een les over landbouw
huidige alfabetiseringsprogramma van de regering vinden de eerste maanden van het alfabetiseringstraject plaats in het Tetum, en gaat men vervolgens over op Portugees. Zo wil men het ook in de toekomst: een alfabetiseringstraject van in totaal 1 jaar, waarvan de eerste helft in het Tetum en
| |
| |
de tweede helft in het Portugees plaatsvindt. De meeste ngo's (niet-gouvernementele organisaties) die alfabetisering als activiteit hebben opgepakt doen dat voornamelijk in het Tetum, aangezien die taal door de meeste Oost-Timorezen begrepen wordt.
| |
Huidig lesmateriaal
Tot 1999 vond het hele onderwijs, dus ook de alfabetisering, plaats in het Indonesisch. Er was natuurlijk niet meteen lesmateriaal beschikbaar voor de nieuwe taalsituatie. In de eerste jaren na 1999 is daarom veel gebruik gemaakt van bestaande materialen in het Portugees, die snel herdrukt werden voor de Oost-Timorese markt. Daarnaast werd een Braziliaans alfabetiseringsprogramma op Oost-Timor toegepast, met helaas tegenvallende resultaten. Dit had onder meer te maken met het verstrekken van snacks aan de deelnemers van de lessen: toen het geld voor snacks op was verschenen veel deelnemers niet meer in de klassen. Het programma is na een tijd stopgezet zonder na te gaan hoeveel mensen nu precies het traject hadden afgerond en hoeveel daarvan daadwerkelijk hadden leren lezen en schrijven.
In de alfabetiseringslessen die momenteel (sinds 2003) vanuit het Ministerie van Onderwijs in het land georganiseerd worden, wordt gebruik gemaakt van boeken met tekeningen en het alfabet als basis. De boeken zijn voor volwassenen niet echt aantrekkelijk. De tekeningen zijn kinderlijk, onduidelijk, multi-interpretabel en geven vaak niet de Oost-Timorese (maar veeleer de Portugese of Braziliaanse) cultuur weer. Ook is de
| |
| |
opbouw van de boeken door het vasthouden aan de alfabetische volgorde nogal saai.
In alfabetiseringscursussen van andere organisaties dan het ministerie worden ofwel dezelfde boeken ofwel eigen materialen gebruikt. Weer andere organisaties gaan ervan uit dat het lesmateriaal niet voorgefabriceerd en voorgeschreven moet zijn, maar dat het in de groepen door de volwassen leerders zelf samengeteld moet worden. Een probleem is dat die werkwijze een nogal hoog opleidings- en/of ervaringsniveau veronderstelt bij de docenten die dit leerproces moeten begeleiden, terwijl de Oost-Timorese docenten (nog) zeer laag opgeleid zijn.
| |
De lessen
Bij het observeren van alfabetiseringslessen in het land bleek dat veel lessen in een zeer schoolse en weinig motiverende setting plaatsvinden. Lesgeven gebeurt veelal klassikaal, er wordt bijvoorbeeld niet in groepen of tweetallen gewerkt.
De leerders worden niet altijd met het respect bejegend dat zij als medevolwassenen verdienen. Hun kennis en levenservaring wordt door de docenten niet ingezet tijdens de lessen. Vaak zijn de cursisten maandenlang bezig met het leren schrijven van hun naam, en van een aantal kernwoorden en getallen die ze in hun schrift kopiëren van het bord. De boeken worden vaak niet gebruikt, omdat ze er niet zijn, omdat er niet genoeg van zijn, omdat ze saai gevonden worden of omdat de docenten niet weten hoe ze ermee moeten werken. De leerders doen tijdens de lessen maar weinig lees- en schrijfvaardigheid op die ze in hun dagelijks leven ook echt kunnen toepassen. Hierdoor is het risico groot dat ze het geleerde vrij snel na afloop van de cursus weer vergeten.
| |
De docenten
Tot 1999 werden de meeste ‘hogere posities’ (docenten, artsen enzovoort) in Oost-Timor bekleed door Indonesiërs. Pas na hun vertrek namen de Oost-Timorezen die posities in.
Hierbij zorgde de relatief lage opleiding van de Oost-Timorese bevolking voor problemen: veel mensen missen (nog) de capaciteiten en kwaliteiten die nodig zijn voor de functies die zij vervullen. Sinds 2002 zijn met hulp van de internationale gemeenschap op grote schaal capacity building-projecten gestart in allerlei sectoren.
Ook voor de alfabetiseringsdocenten geldt dat ze over het algemeen zeer laag opgeleid zijn. De meesten hebben ooit de basisschool afgerond, en een deel van hen heeft enkele jaren voortgezet onderwijs gevolgd. In hun lessen kopiëren ze vaak wat ze kennen van toen ze zelf naar school gingen: klassikaal lesgeven, veel drillen, weinig gelegenheid tot interactie, weinig variatie in werkvormen. Veel docenten zien alfabetisering als ‘aan anderen leren wat je zelf al kunt’ maar het is de vraag hoeveel de leerders in hun lessen op deze manier werkelijk opsteken. Deskundigheidsbevordering en training-on-the-job zijn hard nodig om de kwaliteit van het alfabetiseringsonderwijs te verbeteren.
Daarnaast is er veel verloop naar andere onderwijssectoren. Een alfabetiseringsdocent die maximaal tien uur per week lesgeeft, krijgt een maandsalaris van 60 dollar (het Oost-Timorese geldsysteem maakt gebruik van Amerikaanse dollars). In het basisonderwijs verdient een docent zo'n 100 dollar per maand. Het gevolg is dat veel docenten al snel overstappen naar het basisonderwijs nadat ze wat ervaring hebben opgedaan in de alfabetisering.
| |
Docententrainingen
In de docententrainingen voor alfabetiseringsdocenten kwam tot voor kort nauwelijks tot geen alfabetiseringsmethodiek of -didactiek aan de orde. Het grootste deel van de tijd werd besteed aan het bijspijkeren van taal- en rekenvaardigheid van de docenten. Docententrainingen bestonden dus voornamelijk uit lessen Portugees, Tetum en rekenen en wiskunde. Sinds eind 2003 wordt er in een vierde deel van de trainingen gewerkt aan deskundigheidsbevordering van de docenten op het vlak van alfabetiseringsdidactiek en -methodiek. De nadruk ligt op het relateren van wat in de les behandeld
| |
| |
Alfabetiseringsles
wordt aan hoe de cursist dat in de dagelijkse praktijk zou kunnen toepassen (op de markt, in winkeltjes, bij de visverkoop enzovoort). Ook worden ideeën uitgewerkt over hoe de buitenwereld de klas in te halen is (met behulp van tuinen landbouwproducten, kranten, informatieve teksten over gezondheid enzovoort). Docenten worden gestimuleerd na te denken over de leerbehoeften van hun cursisten en over manieren om die leervraag boven tafel te krijgen, en hier vervolgens hun lessen beter op af te stemmen. Ook wordt geoefend met andere werkvormen die het klassikaal lesgeven kunnen afwisselen, zoals het werken in groepen en tweetallen. En ook worden de docenten aangespoord de dwingende lijn van de alfabetische volgorde ook eens los te laten en wat meer thematisch te werk te gaan, met onderwerpen die voor hun leerders relevant zijn en/of die de leerders zelf selecteren. In de trainingen bestaat hierover veel enthousiasme, maar het is een uitdaging te bewerkstelligen dat de docenten dit soort ‘nieuwe’ werkwijzen ook daadwerkelijk in hun lessen gaan toepassen.
| |
Nieuw lesmateriaal op thema
Begin 2004 kwam bij de directie voor Non-Formol Education (de afdeling binnen het Ministerie van Onderwijs waar onder meer alfabetisering is ondergebracht) de vraag om nieuw lesmateriaal terecht. Aanleiding was een educatief programma dat voor gevangenen werd opgezet. Veel van de gevangenen bleken analfabeet. Gevraagd werd om een alfabet met gebruikmaking van foto's en kernwoorden uit de Oost-Timorese context, plus oefenmateriaal om de letters van het alfabet, de bijbehorende klanken en de kernwoorden te oefenen. Bij het ontwikkelen van het nieuwe materiaal werden al snel twee dingen duidelijk: alleen een alfabet plus wat oefeningen zou niet voldoende zijn om het urenaantal op te vullen dat voor alfabetisering in de gevangenis beschikbaar was. En: het nieuw ontwikkelde materiaal zou ook prima in alfabetiseringslessen in de rest van het land (voor de ‘gewone’ analfabete volwassenen) ingezet kunnen gaan worden, want ook daar was duidelijk vraag naar meer en beter lesmateriaal.
Behalve het alfabetboek is toen rondom een tiental voor volwassenen relevante thema's extra cursusmateriaal ontwikkeld. Die thema's waren: ‘in de straat’, ‘in en om het huis’, ‘voedsel’, ‘gezondheid’, ‘familie’, ‘natuur’, ‘werk’, ‘vrije tijd’, ‘lezen en schrijven’ en ‘Oost-Timorese cultuur’. De basis voor het nieuwe materiaal vormde een groot aantal digitale foto's gemaakt in alle delen van Oost-Timor: aantrekkelijker en herkenbaarder voor de volwassen leerders dan de tekeningen in het huidige materiaal.
Het complete pakket (nog in conceptversie) bestaat inmiddels uit: het alfabetboek met 23 kernwoorden, een tweede boek met een grote verzameling zelfstandige naamwoorden, een derde boek met losse zinnen en een vierde boek met korte teksten. Elk van de drie laatstgenoemde boeken is opgebouwd rondom dezelfde tien thema's zoals hierboven opgesomd. Er wordt dus cyclisch gewerkt aan lees- en schrijfvaardigheid rondom die tien thema's. Het lesmateriaal is beschikbaar in zowel het Tetum als het Portugees. Het pakket
| |
| |
is voldoende voor de invulling van de eerste helft van het alfabetiseringstraject: zes maanden van maximaal tien uur per week. De conceptversies zijn in de zomer van 2004 voor het eerst uitgeprobeerd in een drie maanden durend pilot-project met vier groepen volwassen leerders (in de gevangenis dus). Daarna zijn de concepten aangepast op basis van de in de pilot opgedane ervaringen. Momenteel wordt de nieuwe conceptversie met de steun van Unicef breed getest in een veldtest in vijf districten, in 30 lesgroepen. De 30 docenten hebben eind 2005 een vijfdaagse training gevolgd om te leren werken met de nieuwe (concept)boeken. Na de evaluatie van deze veldtest wordt in 2006-2007 de definitieve versie van het pakket samengesteld en uitgebracht (dat wil zeggen, als er donoren zijn gevonden die de drukkosten op zich willen nemen!).
| |
Curriculumontwikkeling
De groep Oost-Timorese volwassen analfabeten (zo'n 50% van de bevolking ouder dan 15 jaar) bestaat voor tweederde uit vrouwen. De meeste vrouwen hebben kinderen en zijn behalve in het huishouden werkzaam in de landbouw, op de markt, in kleine winkeltjes of in de productie van typisch Oost-Timorese artikelen (handgeweven stoffen waar kleding en andere artikelen van gemaakt worden, handgemaakte manden enzovoort). Het overige deel van de analfabete bevolkingsgroep bestaat voornamelijk uit boeren, vissers en marktkooplui. Deze vier groepen zijn door het Ministerie van Onderwijs tot prioritaire doelgroepen voor alfabetisering bestempeld. Lesmateriaal dat ontwikkeld wordt voor de alfabetisering van volwassenen moet dus in ieder geval voor deze groepen relevant en aantrekkelijk zijn.
Zo'n veertien organisaties met ervaring in alfabetisering in Oost-Timor zijn in 2004 en 2005 een drietal keren om de tafel gaan zitten om een overzicht te maken van thema's en lesstof die zij voor de volwassen alfabetisanten relevant achten. Behalve het Ministerie van Onderwijs waren enkele internationale organisaties en ngo's (waaronder Unicef,
Lesmateriaal wordt besproken door docenten
Unesco, Oxfam) hierbij betrokken, maar vooral ook een aantal lokale ngo's met uitsluitend Timorese bezetting. De term ‘curriculum’ bleek in deze workshops al snel problematisch: die term werd opgevat als de basis voor een verplicht programma dat dan vanuit de regering ook aan de andere organisaties zou worden opgelegd. De internationale en nationale ngo's wilden echter een zo grote mogelijke mate van vrijheid behouden waar het gaat om de inhoud en organisatie van alfabetiseringscursussen. Besloten is toen de term ‘curriculum’ niet meer te gebruiken, maar een ‘thematische richtlijn’ op te stellen: een instrument dat mensen kan helpen alfabetiseringscursussen voor volwassen Oost-Timorezen modulair vorm en inhoud te geven, met nadrukkelijk voor ieder de vrijheid om dat op eigen wijze te doen.
De thematische richtlijn bevat dertien thema's waarover men het eens was dat deze voor volwassen Oost-Timorese leerders relevant zijn: ‘landbouw’, ‘milieu’, ‘gezondheid’, ‘lokale cultuur’, ‘talen en communicatie’, ‘onderwijs’, ‘economie/werk/transport’, ‘geschiedenis en godsdienst’, ‘rekenen/wiskunde’,
| |
| |
‘mensenrechten, ‘gender-kwesties’, ‘aardrijkskunde’ en ‘science’. Per thema zijn subthema's geformuleerd en lijstjes met kennis en vaardigheden waaraan binnen die thema's in ieder geval gewerkt kan worden. Behalve de veertien organisaties hebben een honderdtal alfabetiseringsdocenten over de thematische richtlijn meegedacht en aanvullingen gemaakt op het themaoverzicht.
| |
Losse modulen
Onlangs (eind 2005) is gestart met de ontwikkeling van nieuwe alfabetiseringsmodulen voor elk van de thema's zoals genoemd in de thematische richtlijn. Ook deze nieuwe modulen zullen eerst uitgebreid getest worden voordat ze in definitieve versie verschijnen. En ook deze modulen worden in zowel het Tetum als het Portugees opgesteld. Zij zullen de invulling gaan bieden voor het tweede deel van het alfabetiseringstraject, de zevende tot en met twaalfde maand. Het pakket zal uiteindelijk zo'n dertien losse modulen plus een docentenhandleiding bevatten. Docenten kunnen in overleg met hun leerders uit het totaalpakket die modulen selecteren die zij voor hun groep relevant achten.
| |
Het nieuwe alfabetiseringstraject en het vervolg
Het nieuwe, landelijke alfabetiseringstraject van het Ministerie van Onderwijs begint dus langzaam maar zeker vorm te krijgen. Voordeel is dat zowel de materialen voor de eerste helft als voor de tweede helft van het traject in het Tetum en in het Portugees zijn (of worden) gemaakt. Dit maakt het mogelijk halverwege (= na zes maanden) over te stappen van het Tetum op het Portugees, zoals het ministerie voor ogen staat, maar ook om alfabetiseringstrajecten van twaalf maanden in één en dezelfde taal te organiseren, wat voor veel mensen waarschijnlijk aantrekkelijker en realistischer is.
Eén van de aandachtspunten voor de komende periode is de ontwikkeling van goede toetsen voor het Oost-Timorese alfabetiseringsveld. Gedacht wordt aan de ontwikkeling van een flexibele, meertalige toetsenbank met een verzameling materiaalafhankelijke maar ook materiaalonafhankelijke toetsitems, waaruit men de komende jaren zou kunnen putten. Genoeg te doen dus...
Bij het departement voor Non-Formal Education wordt behalve aan het nieuwe alfabetiseringstraject ook gewerkt aan volwassen equivalenten van het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Mensen die om welke reden dan ook niet als kind of jongere aan het formeel onderwijs hebben deelgenomen, wordt op deze manier, dus via tweedekansonderwijs, de mogelijkheid geboden die kwalificaties alsnog te behalen. Het basisschoolequivalent bouwt dus voort op het alfabetiseringstraject. Echter, veel mensen zullen niet kiezen voor de jarenlange weg van alternatief basis- en voortgezet onderwijs, maar zullen na hun alfabetiseringstraject een kort beroepsgericht traject willen volgen om zo snel mogelijk op de arbeidsmarkt aan de slag te kunnen en in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Een van de uitdagingen voor de toekomst is dus een goede aansluiting te realiseren tussen alfabetisering en allerlei soorten beroepsgericht vakonderwijs.
Tot slot is er grote behoefte aan post literacy-materiaal: allerlei leesteksten en schrijftaken waarmee de cursisten die hun alfabetiseringstraject hebben afgerond hun pas opgedane lees- en schrijfvaardigheid kunnen onderhouden en versterken. In een stad als Dili (de hoofdstad van Oost-Timor) zijn daartoe vele mogelijkheden, maar in de dorpen, waar het overgrote deel van de bevolking woont, is nauwelijks of geen schriftelijk materiaal voorhanden. Het opschrijven en in het Tetum en Portugees uitgeven van verhalen uit de lokale cultuur en geschiedenis zou hiervoor een mooi startpunt vormen!
| |
De geschiedenis van Oost-Timor
Oost-Timor, of voluit: de ‘Democratische Republiek Oost-Timor’, bestaat sinds 20 mei 2002 en is daarmee een van de jongste landen van de wereld. Het land heeft een veelbewogen geschiedenis. Tot 1975 was het honderden jaren lang een kolonie van Portugal. Toen Lissabon het land in 1975 als kolonie ‘opgaf’, verklaarde Oost-Timor zichzelf onafhankelijk. Dit duurde echter maar kort. Negen dagen na de onafhankelijkheidsverklaring en nog voordat de internationale gemeenschap deze onafhankelijkheid kon erkennen, viel Indonesië het land binnen. De Indonesische bezetting duurde 24 jaar en kende vele bloedige dieptepunten, waarover pas begin jaren negentig meer begon door te sijpelen in de internationale media. De bezetting kostte bijna een derde van de bevolking (van toen in totaal ruim 600.000 mensen) het leven.
In 1999 vond een door de Verenigde Naties gesteund referendum plaats. Een overweldigende meerderheid van de Oost-Timorezen koos voor onafhankelijkheid. Hierop braken rellen en gewelddadigheden uit. Men kon niet voorkomen dat de Indonesische troepen en de pro-Indonesische milities het grootste deel van de Oost-Timorese infrastructuur vernielden. Nog eens 1500 tot 2000 inwoners vonden de dood, veel vrouwen werden verkracht en uiteindelijk zochten zo'n kwart miljoen Oost-Timorezen als vluchteling veiligheid over de grens.
Een internationale vredesmacht herstelde de orde in het land, en van 1999 tot 2002 vormde de VN in overleg met een aantal gerespecteerde Oost-Timorezen een interim-regering. In april 2004 koos het volk Xanana Gusmáo tot president; een charismatisch leider die jarenlang in het verzet in de bergen voor onafhankelijkheid had gestreden en die tot zijn bevrijding in 1999 zeven jaar lang in een Indonesische cel had doorgebracht. Op 20 mei 2002 werd de onafhankelijkheid uitgeroepen, een feestelijke en tegelijkertijd heel emotionele gebeurtenis vanwege alle verloren levens.
|
|