Alfa-Nieuws. Jaargang 7(2004)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] De krant in de klas De snorhaar van de tijger Son-Jen gaat naar het huis van een wijze man. Ze klopt op de deur. De wijze man vraagt: ‘Vrouw, wat kom je doen?’ Son-Jen zegt: ‘Ik kom voor mijn man. Hij was soldaat in de oorlog. Hij is nu weer thuis. Als ik tegen hem praat, hoort hij me niet. Als ik hem eten geef, duwt hij het weg. Hij zit de hele dag voor zich uit te kijken. Hij was vroeger lief en goed voor me. Wilt u een toverdrank voor mijn man maken?’ De wijze man zegt: ‘Ik zal een toverdrank maken voor je man. In de toverdrank moet de snorhaar van een tijger. Jij moet de snorhaar halen.’ Son-Jen schrikt. Ze is bang, maar ze wil toch gaan. Het is nacht. Son-Jen gaat het huis uit. Ze gaat naar het bos. Naar de grot van de tijger. Ze draagt een kom rijst met stukjes vlees. Ze staat stil bij de grot. Ze roept de tijger. De tijger komt niet uit zijn grot. Son-Jen gaat elke nacht naar de grot van de tijger. Elke nacht een beetje dichterbij. Op een nacht schijnt de maan. De tijger staat voor de grot. Hij ziet Son-Jen. De tijger doet een stap. En nog een stap. Son-Jen praat tegen de tijger. Hij eet uit de kom. [pagina 13] [p. 13] De tijger eet elke nacht de kom leeg. Son-Jen praat elke nacht tegen de tijger. Ze aait hem. Er zijn al bijna zes maanden voorbij. Son-Jen zegt: ‘Tijger, ik moet een snorhaar hebben.’ Ze knipt een snorhaar af. De tijger is niet boos. Son-Jen gaat naar het huis van de wijze man. Ze geeft de snorhaar aan de wijze man. De wijze man gooit de snorhaar in het vuur. Son-Jen roept: ‘U gooit de snorhaar in het vuur? Ik ging elke nacht van huis. Ik ging naar de grot van de tijger. Ik gaf de tijger elke nacht eten. Ik praatte tegen hem. Hij kwam op een nacht naar me toe. Hij at uit de kom. Ik aaide hem. Ik deed dat zes maanden lang. Toen knipte ik een snorhaar af. De snorhaar is tach voor de toverdrank?’ De wijze man zegt: ‘Je ging elke nacht naar de tijger toe. De tijger kwam elke nacht dichterbij. De tijger werd je vriend. Je had veel geduld. Je moet dat ook zo bij je man doen. Je hebt geen toverdrank nodig.’ Son-Jen zegt: ‘Dank u, wijze man.’ Ze gaat naar haar man. Illustratie: Conny van der Neut Vorige Volgende