Ik: ‘Je weet wat een tiental is, hè?’ en ik laat voor alle zekerheid alle tientallen nog een keer van tien tot honderd en van honderd tot tien opdreunen.
‘Nou, nu moet je dus iets doen met die tientallen. Probeer maar eens uit te vinden wat.’
Dit wordt een kolossaal gepieker en zwaar denken voor de leerling. Ik weet zeker dat als ik één voorbeeld invul, de leerling alle sommen in een race achter elkaar afmaakt.
Wat hier opvalt is dat leerlingen hoegenaamd niet geïnteresseerd zijn in het waarom van wat ze aan het doen zijn. Ze begrijpen het belang van een opdracht niet. Zij menen dat het lesje af moet.
Wat dat betreft had Carry van de Guchte in ALFA-nieuws 5/1 wel een punt met haar kritiek op de Stenvert-bloks NT2. Wie bij die Stenvert-bloks leerlingen de vrije hand geeft, zal merken dat ze als gekken zo'n boekje van kaft tot kaft volpennen, het vol trots komen laten zien en wee de docent die later dat boekje nog eens ter hand wil nemen: ‘Heb ik al klaar.’ Boekje uit, het werk is klaar. En dat is logischer dan het op het eerste gezicht lijkt.
Want volgens de logica van de leerling krijgt hij een oefening te maken. En de opdracht staat volgens de leerling ten dienste van de oefening en niet andersom.
Door omstandigheden was er bij ons een klas die een halfjaar geen vaste docent voor rekenen/wiskunde had. Kort gezegd: iedereen deed maar wat. Die klas kreeg ik in januari als vaste docent voor rekenen/wiskunde en NT2. Een soortgelijke ervaring had ik met een leerling die de opgaven in een wiskundeboek niet bleek aan te kunnen.
Dus pakte ik het boek dat wij ter voorbereiding daarvan gebruiken nog maar eens uit de kast. ‘Maar dat boek heb ik klaar.’ Mijn argument: ‘Ja, het staat allemaal wel in je schrift, maar het zit niet in je hoofd. Want als het daar zou zitten zou je geen problemen hebben met hoofdstuk 6.’ Nou, daar moet je dan wel een kwartiertje over confereren. Veel collega's zullen deze emoties kennen.
Leerlingen zelf beschouwen kopiëren als zinvol, laat daar geen misverstanden over bestaan. Het valt op hoe gewiekst leerlingen tewerk gaan om een kopie aan een leerkracht te ontfutselen. Dat zou te denken moeten geven. Want waarom is die leerling zo dol op die kopie? Om de zekerheid? Heeft hij geen andere strategie? Het lijkt erop dat van alle leerstrategieën, kopiëren dominant is.
Veel collega's kennen ongetwijfeld het voorbeeld van de tegenstellingen. In veel (alle?) NT2-methodes staat een oefening als ‘zoek de tegenstellingen bij elkaar’. Twee rijtjes woorden en de leerlingen moet een lijntje trekken tussen ‘warm-koud’, ‘dik-dun’ enzovoort. Wanneer de leerling deze oefening voor een derde of vierde keer onder ogen krijgt, gebeurt het toch nog dat hij naar de docent loopt en vraagt wat hij moet doen. Iedere docent zegt: ‘Wat staat hier, wat zijn tegenstellingen?’ De leerling kijkt de docent afwachtend aan en jawel hoor, daar komt het: ‘Weet je wel, “dik-dun”, “hoog-laag”...’ Aha! - de leerling schrijft al, hij heeft het weer voor elkaar!
Nu is het woord tegenstellingen voor zwakke leerders ook een moeilijk woord. Daarbij worden tegenstellingen en het tegenovergestelde vaak door elkaar gebruikt, zelfs in een en dezelfde methode. Ze hoeven de term op zich niet te kennen om zich in het verkeer van alle dag te kunnen redden. Maar het begrip wel, en dan heb je toch weer een of andere term nodig.
Ik constateer dat een leerling zo'n oefening, en ook andere, niet zelfstandig kán maken. Niet hier in deze schoolse situatie en dus misschien ook niet in een praktische situatie. Want daarom wil ik dat ze zelfstandig informatie uit een opdracht leren halen.
Wanneer ik iemand (die reeds geleerd heeft hoe ramen worden gewassen) vraag de ramen te wassen, moet het uitspreken van de opdracht voldoende zijn. Ik wil niet dat ik eerst de ladder op moet en op een deel van het raam met spons en zeem voor moet doen hoe dat moet. Maar het is wel de klacht van werkgevers bij wie onze leerlingen veelal terechtkomen. Op eigen initiatief, dat wil zeggen zelf proberen uit te vinden wat de bedoeling zou kunnen zijn, scoren onze leerlingen onverdeeld zeer laag. Ook daar vragen ze om een voorbeeld dat ze kunnen kopiëren.
Het zou wel eens kunnen, dat wat ik hier vertel, niet het exclusieve domein van zwakke leerders is. Alles is relatief natuurlijk en een havo-leerling zal wel weten wat een opdracht tot ramen wassen inhoudt, hoewel, in het Onderwijsblad (van de Algemene Onderwijsbond) las ik onlangs een column van Ton van Haperen. Hij laat leerlingen grafieken zoeken op internet, krantencitaten erbij, stuk voor stuk actuele problemen. De leerlingen moeten die koppelen aan geleerde economische begrippen en laten zien wat ze kunnen. Maar, schrijft van Haperen dan, ‘de gemiddelde 4-