A la Zoutmans victorie, bevogten door de Hollanders op de Engelsche. Voorgevallen op de Doggersbank, in de Noordzee, den 5. Augustus 1781
(1782)–Anoniem A la Zoutmans victorie– AuteursrechtvrijZingende de blyde overwinning. als meede de nieuwste liederen die hedendaags gezongen werden, en in geen andere liedeboeken te vinden zyn
Op een Lugtige Wys.Wel wat is daar beter leven,
Als te wezen een Soldaat?
Van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat
Zoo leven wy altoos in de weelde,
Maar ik had nooit meer plaisier,
Als toen ik wierd een Muskettier.
| |
[pagina 74]
| |
Myn eerste Garnizoen wilt weten,
Dat was Breda die schoone Stad,
Waar dat ik veel vermaak in had,
Voornamelyk by de Bredase meisjes,
Maar de vreugt was haast gedaan,
Doen moeste wy marcheere gaan.
Doen zag men de meisjes schreyen,
Om dat wy moesten vertrekken gaan,
Want zy waren zwaar belaan,
Verscheide met haar dikke buyken,
En zy maakten een droef getier,
Jonkmans komt gy niet weder hier.
Wy zeiden alderliefste meisjes,
Gy krygt hier Soldaaten weer,
Om te doen naar u begeer,
Want zy dragen de zelfde Sabelen,
Om te steken uw een keer,
Dat de meisjes doet geen zeer.
My dunkt ik hoor het Musiek al razen
Al in de schoonste Stad Nameur,
Daar zullen wy leven zonder getreur,
Met de Waardinnetjes lustig zwieren,
En dat by dagen en nagt,
Voldaan haar lust met ons kragt.
Soldaatjes wilt ‘er u Ranzel pakken,
Den tyd die nadert en wy gaan heen,
Mooye meisjes maakt maar geen geween
Wy en kunnen niet by u blyven,
Het zyn Orders van den Staat.
Wees daarom dog op ons niet kwaad.
Wees vrolyk trouwe kammenier,
wy komen al in de waalsche kust,
Stelt u Jonkheit maar gerust,
| |
[pagina 75]
| |
Daar is heel goed koop leven,
Met ons geld maaken wy plyzier,
En drinken wyn en bier.
Op ons reys wy vrolyk singen,
Speelen op trommels en op fluyt,
Maaken zoo een zoet geluid,
Ons Majoor die reyd een Paard
En wy Soldaatjes allegaar,
wy volgen agter naar.
Al in Nameur ons Garnizoen,
Staan dan de meisjes aan de Poort,
Sy spraken menig vriendelyk woort,
En gaven ons zo minnelyk lonkjes,
Ons hert dat scheen door ‘t minnevier,
Ja heel te versmagten schier.
Hoe kan het leven beter wezen,
want wy hebben ‘t na ons begeer,
Gekleed gelyk een banjer Heer,
Daar toe zoo veele jonge meisjes,
Die wy hebben tot gerief,
want zy hebben Soldaaten lief.
Al met verlof gaan wy nu treden,
Al weder naar ons Holland schoon,
Die meisjes spannen dog de kroon,
Dat zynze die wy zullen trouwen,
want boven alle landen schoon,
Spand Holland de kroon.
Die dit Liedje heeft gezongen,
Het was een Knaapje uit den Haag,
Hy zag de meisjes heel wat graag,
Hy heeft dit Liedje op gaan maken,
Al uit zyn hooft en minnegloet
want hy was vol Soldaten bloet.
|
|