Ad Interim. Jaargang 4
(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
derd heeft. Maar men is er in voor men er erg in heeft: tenslotte heeft Breitner met het uiterlijk beeld ook het wezen geschilderd - waarin de voornaamste contactpunten gelegen zijn. Breitner was zelf een vrij eenzaam mensch, maar hij was een schilder van de ‘gezelligheid’, hij was de schilder van de gezelligste stad van de wereld. Tusschen zijn figuren, menschen of dieren, is altijd een intiem verband, zijn luchten, herfstachtige, Hollandsche luchten, zijn bijna altijd gesloten, en het licht gloeit bij Breitner gedempt, 's avonds en overdag. Toch, met al zijn ‘gezelligheid’ was Breitner alles behalve een schilder van teere stemmingen en nog minder een braaf realist. Hij was een grandioos durver, die driftig en fel de figuren van twee lachende meiden dwars over een stadsgezicht heen schilderde, die wel eens tot rust kwam in een stil meisjesportret of een statig museumstuk, maar dan weer losbarstte in doeken waarvan de figuren als levende menschen op ons toe komen en aan wier leven we deelnemen, ook nu nog. De tentoonstelling in het Stedelijk Museum is niet zeer selectief, maar ze is zeer uitgebreid en vertegenwoordigt Breitner dan ook compleet, van de eerste schoolsche schetsen tot het grandioze portret van Theo Mann-Bouwmeester en de prachtige naakten. Een uniek overzicht, dat men niet moet verzuimen te gaan genieten. |
|