Filmkroniek
Jean Cocteau: La Belle et la Bête (journal d'un film) (Paris, Janin 1946).
Eerst de lectuur van dit dagboek deed mij sympathie voor de gelijknamige film voelen. Ik had verscheidene bezwaren tegen La Belle et la Bête, voornamelijk tegen het scenario: de persoonverschuiving Avenant-Prince Charmant, het slappe karakter van Belle, het conventionele einde. Het Beest op zichzelf was allerliefst, ik had het graag willen aaien, misschien omdat het zoveel op een kat leek. Zijn ogen hadden iets ontroerend melancholiek-menselijks, ja, hij was de meest menselijke figuur van het hele verhaal en het is jammer dat hij, om beter zijn huwelijksplichten tegenover Belle te kunnen volbrengen, tenslotte in zo'n gelikt prentje van een mens-mannetjes-dier moest metamorphoseren. De technische uitvoering was verre van volmaakt, de spelregie soms theatraal, de fotografie zeer onregelmatig van kwaliteit. Maar wanneer men bij het lezen van dit journaal intens meeleeft met het wordingsproces van de film, met de oneindige moeilijkheden die er waren te overwinnen (hoewel misschien geen grotere moeilijkheden dan bij elke andere film: Cocteau had tenminste het grote geluk dat hij door den producer Paulvé volkomen vrij werd gelaten in de realisatie van zijn intenties), wanneer men meeleeft met zijn verhouding tot de technische ‘équipe’, die vol wederzijdse sympathie was, en die tot de spelers, welke allen hun volle inzet gaven, dan is men geneigd het uiteindelijke resultaat wat milder te beoordelen. La Belle et la Bête was in elk geval een persoonlijke daad, en dat betekent in de filmwereld al heel veel. Zij was ook