Ad Interim. Jaargang 4(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 356] [p. 356] Ravijn Na 't liefelijk vernuft van het terrasgewijze en naar visgraatpatroon bewerkte heuvelland, voerde een kromming ons van het bitumengrijze, stenige bospad tot een steil afgaande wand. Een brede, dwarse spleet, door water uitgesleten, of lang geleden door een aardschok òpgescheurd - wij peilden één moment de afgrond ongemeten: als vallend in een flits en weder opgebeurd. Hier vierde nog aan klip en ritspunt opgehangen, het harig web van 't woud zijn autonoom bestaan - heel even schimde in ons een duister doodsverlangen en deed - O afgrond van de ziel - ons haastig verdergaan. Ab Visser Vorige Volgende