Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 362] [p. 362] Zomer De zomer hing zwijgend over de bloeiende wei, terwijl ik lag in het gras tusschen hooge margrieten, die zich wijduit, blank en open, als stonden zij gestrekt van verlangen, door het zonlicht lieten begieten. Achter loom-romig wit van meidoorns stond een rij kastanjes bloempijlen in het blauw van den hemel te schieten, om mijn hoofd gonsd' bedrijvig een donzige bij en ik lag doorstoofd van dat zomersch feest te genieten. Moe van geur en licht wendde ik mij in het gras; daar zag ik blauw eereprijs tusschen koel groen bloeien, zoo hemelsch het blauw en de bloemen zoo teer, dat moeheid genas. Toen doortrok mij een diepverzadigde toon, een warmzacht gloeien en ik wist dat dit de roep van mijn opstandig hart was, dat verlangde om als plant in Gods weiland te groeien. J.M. Hondius Vorige Volgende