Met haar eigen persoonlijkheid was ik op den duur evenwel niet bijzonder ingenomen. Ze was wat ouder dan ik, maar in ieder geval een jonge vrouw met levenslust in allerlei vormen. Als ik haar ergens in voor ging, was ze wel geneigd mij te volgen, maar ze had ook haar eigen levensgebied en dat waardeerde ik weinig.
Langzamerhand begon ik tot het inzicht te komen, dat het vooral het huis met zijn landelijke omgeving was, dat me aantrok, omdat het zoo curieus, kinderlijk, ouderwetsch en groot was en bovendien een stemming van naderend verval inboezemde, waarvoor ik toen open stond.
Het bleek me, dat ik bij voorkeur in mijn vriendin geen eigen persoonlijkheid vond, maar dat ik in haar zocht naar een onbepaalde vrouwelijkheid, die aan de romantische sfeer van het oude buitenhuis een tastbaar aanknoopingspunt en een zekere warmte gaf.
Strikt genomen was haar rol voor mij dus niet belangrijker dan die van het mooie meisje in de sensationeele soort detective-verhalen. Voor de loop van een dergelijke geschiedenis is het immers weinig belangrijk, als het meisje wordt vervangen door een kostbare kip of angorageit. Maar het gemoed van den lezer begroet met meer vreugde het mooie meisje, dat nu eenmaal rijker is aan gevoelswaarde dan het overigens zoo nuttige pluimgedierte.
Ik bleef evenwel tegemoetkomend tegenover haar persoonlijke wenschen en zoo merkte mijn vriendin niet, dat ze voor mij als vrouwelijke achtergrond een eind bij de onpersoonlijke dingen ten achter stond. Wel hield ik oprecht van haar, voorzoover ze mijn geliefde sfeer belichaamde.
Daar ik meer een beschouwend dan een vurig minnaar was en dientengevolge onze liefde rustig verliep, werd onze studie er eerder door gebaat