van die persoon. Maar de Hongaarse en Transsylvaanse geneeskunde hebben veel te danken aan de Nederlandse bemiddeling, zoals de studie van het vaatstelsel, de iatrochemie en iatrofysiek. We lezen ook over de significante werkzaamheden van dokter Herman Boerhaave, die in die tijd zowel in Transsylvanië als in Hongarije bekend was. Zelfs de beroemde Hongaarse dichter Mihály Csokonai Vitéz verwees wel eens naar hem.
Béla P. Szabó neemt ook de 17-18de-eeuwse Hongaarse peregrinerenden onder de loep. In zijn werk legt hij de nadruk op de juridische studies en onderzoekt in hoeverre de terugkerende studenten van de kennis gebruik konden maken die ze in Nederland hadden verworven. Omdat we niet op de hoogte zijn van Hongaarse juridische werken die Nederlandse invloed laten zien, treden juridische en politieke disputaties die door Hongaarse studenten werden verdedigd op de voorgrond.
Ildikó Juhász bestudeert de Hongaarse vertaling van Hendrik Consciences roman, De loteling. Wat heel interessant is, is dat er twee verschillende vertalingen werden gemaakt. De eerste variatie verscheen in 1855 onder de titel A besorozott [De dienstplichtige], de vertaler is onbekend. De tweede vertaling werd 31 jaar later, in 1886, door Gyalui Farkas gemaakt en hij gaf de roman de titel Az ujocz [De rekruut]. De studie zoekt grondig uit waarom er twee verschillende vertalingen nodig waren en of de vertaling uit het Nederlands werd gemaakt of dat de brontaal eventueel een andere was.
In het werk van Ton van Kalmthout staat eveneens het belang van literaire vertaling centraal: hij bestudeert de werkzaamheden van Adèle Opzoomer en haar Hongaarse man Géza Antal als cultuurbemiddelaars. Het feit dat Opzoomer de gedichten van de beroemde Hongaarse dichter, Sándor Petőfi vertaalde en dat de vertaling van het Hongaarse drama, Az ember tragédiája [De tragedie van de mens], geschreven door Imre Madách, ook aan haar naam gekoppeld is, is op zichzelf al heel significant. Maar de cultuurbemiddeling van het echtpaar was veel complexer en veelzijdiger. Ze maakten actief deel uit van het Nederlandse culturele leven, Géza Antal was lid van verschillende wetenschappelijke kringen en de stichting van de Nederlands-Hongaarse Maatschappij is te danken aan hem. Daarnaast speelde hij ook een belangrijke bemiddelingsrol tussen Nederland en Hongarije met zijn publicaties.
Judit Gera houdt zich in haar werk verder bezig met het thema dat ook in de studie van Ton van Kalmthout centraal staat. Maar zij onderzoekt met interdisciplinaire methoden de activiteit van Adèle Opzoomer, die onder het pseudoniem A.S.C. Wallis schreef. Wat de cultuurbemiddeling