Acta Neerlandica 7
(2009)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| ||||||||||||
Gábor Pusztai
| ||||||||||||
Medan-BudapestNa de echtscheiding van haar eerste man, de Nederlandse planter Hendrik Doffegnis, hertrouwde Madelon Lulofs in 1927 met de Hongaarse planter | ||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||
László Székely, met wie ze al geruime tijd een relatie had. Ze woonden op een rubberplantage in Deli, op Sumatra. In de kleine blanke gemeenschap was hun positie niet te handhaven. Vanwege de schandaleuze echtscheiding werden ze met de nek aangekeken. Daarom besloten ze in 1929 naar Europa terug te keren. Toen Madelon Székely-Lulofs met haar Hongaarse echtgenoot en met hun dochtertje Kotjil, die pas één jaar oud was, in 1930 voorgoed Nederlands-Indië verliet, vestigden ze zich in de Hongaarse hoofdstad Budapest. Budapest was in 1930 een weemoedige hoofdstad. De Eerste Wereldoorlog had een einde gemaakt aan de Oostenrijk-Hongaarse Dubbelmonarchie, die ooit naast Engeland, Frankrijk, Duitsland en Rusland een grootmacht in Europa was. Na 1918 viel de Dubbelmonarchie, één van de verliezers van de oorlog, uiteen en werd zij in kleine nationale staten verdeeld. Direct na de Eerste Wereldoorlog, in 1919, brak er in Hongarije ook nog een communistische opstand uit. Na enkele maanden burgeroorlog was de opstand neergeslagen en nam Miklós Horthy, de militaire leider van de winnende conservatieve partij (‘het nationale leger’) en de laatste admiraal van de Oostenrijk-Hongaarse vloot, de macht in Hongarije over. Met instemming van de geallieerden werd hij gouverneur in het Koninkrijk Hongarije, dat geen koning meer had. Karl Habsburg mocht geen koning meer zijn, omdat men bang was voor een hereniging van Oostenrijk en Hongarije en dus voor het ontstaan van een nieuwe grootmacht met revanchistische ideeën. Na de vrede van Trianon in 1920 werd Hongarije een land dat tweederde van zijn grondgebied verloren had; miljoenen Hongaren bevonden zich opeens buiten de landsgrenzen. (Romsics 2001b) Deze situatie was onacceptabel voor de politieke elite maar ook voor de bevolking. De onvrede over het vredesakkoord en de vrees voor een nieuwe, communistische opstand dreef het land in de richting van politiek rechts. Het pseudodemocratische, autoritaire systeem in het interbellum was nationalistisch en revanchistisch. Men vond de vrede van Trianon onrechtvaardig en men wachtte op de gelegenheid om terug te kunnen slaan. Economisch herstelde het land zich langzaam, maar de conjunctuur van voor de oorlog was definitief verleden tijd (Romsics 2001a). | ||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||
De Hongaarse receptie van Madelon Székely-LulofsMadelon Székely-Lulofs was in het Hongaarse literaire leven een randfiguur. Hoewel haar beste boeken na hun verschijnen in Nederland vertaald werden in het Hongaars, besteedden de critici weinig aandacht aan deze werken. Ik heb in vijf Hongaarse landelijke kranten en acht tijdschriften die uitkwamen in de periode tussen 1930 en 1945 naar sporen gezocht van Madelon Lulofs. Het gaat om de volgende tijdschriften: Literatura [Literatuur]: een literair tijdschrift; Világirodalmi Szemle [Wereldliteratuur]: een literair tijdschrift dat zich vooral bezighield met recente literatuur uit het buitenland; Nyugat [West]: het meest gezaghebbende literaire tijdschrift uit die tijd; Gondolat [Gedachte]: tijdschrift; Láthatár [Horizon]; Szép szó [Het schone woord]; A toll [De pen]; Munka [Werk]. De vijf landelijke kranten zijn Magyar Nemzet, Pesti Hírlap, Pesti Napló, Az Est en Esti Magyarország. Ik heb in de onderzochte kranten en tijdschriften in totaal drie interviews, vijf boekbesprekingen en één tekstfragment gevonden. Wat typerend voor de meeste teksten is, is dat er veel fouten, vergissingen en onjuistheden over het leven en werk van Madelon Lulofs en haar echtgenoot in voorkomen. Het is zeer waarschijnlijk dat een deel van deze onjuistheden op rekening komt van het echtpaar Székely-Lulofs zelf. | ||||||||||||
De ‘schrijfster van de Javaanse slaven’De eerste door mij gevonden tekst die over Madelon Lulofs verscheen, was een interview in de krant Az Est [De avond], op 19 mei 1932. Een kort artikel op pagina 8, naast de programma's van schouwburgen, bioscopen en radio-omroepen, advertenties van films en toneelvoorstellingen, korte berichtjes over stakingen in Spanje, het Duits-Franse vredesakkoord en de arbeidsomstandigheden van taxichauffeurs in de Hongaarse provinciestad Miskolc. Wat de tekst bijzonder maakt, is een tekening van Madelon Lulofs die als illustratie bij het interview verscheen. Ter gelegenheid van het internationale PEN-congres in Boedapest maakte de onbekende journalist van Az Est een praatje met de Nederlandse schrijfster. De titel van het interview is opmerkelijk: ‘Gesprek met mevrouw Székely-Lulofs, met de schrijfster van de Javaanse slaven.’ Deze opzienbarende titel suggereert dat men hier met een schrijfster te maken heeft die het opneemt voor de inlandse bevolking van de Neder- | ||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||
landse kolonie, die sociaal gevoelig is en die door een beschrijving van de misstanden de situatie van de koelies wil verbeteren. Met de slaven werden namelijk de koelies bedoeld. De tweede roman van de schrijfster, Koelie, was in Nederland net verschenen. Hierin gaat het volgens de journalist van Az Est over de inheemse arbeiders die als contractant naar een ander eiland worden getransporteerd, waar dan voor hen het ‘slavenleven’ begint. In Koelie heeft de auteur zonder twijfel schrijnende misstanden aan de oostkust van Sumatra aan de kaak gesteld. Het sociale engagement en de gevoeligheid van Madelon Lulofs in haar tweede roman en haar vermogen zich in te leven in de gevoelens van de inheemse arbeider waren zeer duidelijk, maar het zo openhartig bij de naam noemen van het contractsysteem in Deli was verrassend. In Nederland had ze het waarschijnlijk nooit gedurfd om in het openbaar zo een radicale uitspraak te doen. Dat er in de eerste decennia van de 20e eeuw in Deli een soort verkapte slavernij bestond, is inmiddels bewezen. (Breman 1987) Tegenover de Nederlandse pers was ze, toen ze enkele jaren later een interview gaf aan Morks Magazijn en over het ontstaan van Koelie sprak, veel voorzichtiger: Tal van gegevens omtrent de verstandhouding tusschen blanken en inlanders en de betrekkingen der Europeanen onder elkaar wachtten op uitwerking en met velerlei vraagstukken, die mijn geest hadden in beslag genomen, moest ik door schriftelijk registreeren nog tot klaarheid komen. Zoo ontstond Koelie, waarin ik heb getracht mij te verplaatsen in de zielsgesteldheid van den inlander ten opzichte van de westersche beschaving, welker vertegenwoordigers hij als meesters erkennen moet (Székely-Lulofs 1939: 232). Hier is geen sprake van slavernij, maar wel van de koelie die de blanke superioriteit moet erkennen. In dit interview aan Morks Magazijn is Lulofs verre van radicaal. Inmiddels heeft zij kennelijk geleerd voorzichtiger met haar uitspraken te zijn. Zij had in de jaren hiervoor vaker haar vingers gebrand vanwege haar werk. In 1931 barstte een eindeloze discussie los over Rubber en het waarheidsgehalte hiervan.Ga naar eindnoot1 Een hele rij mensen (vooral kolonialen) voelden zich op hun tenen getrapt en betwijfelden sterk de authenticiteit van haar werk. Een jaar later herhaalde zich hetzelfde met Koelie. In 1936 was er veel ophef vanwege de film Rubber (vooral in Indië) en nog in hetzelfde jaar deed het boek van haar man met de titel Van oerwoud tot plantage stof opwaaien.Ga naar eindnoot2 In 1939, toen | ||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||
Lulofs zich net in Nederland ging vestigen, had ze weinig zin in nog een schandaal. Daarom onthield ze zich van radicale uitspraken en voegde zich naar de gegeven situatie. In 1932 kon ze het zich in een Hongaarse krant nog permitteren de ‘schrijfster van de Javaanse slaven’ te zijn. Meteen aan het begin van het interview springen de lezer twee fouten in het oog. In Az Est wordt Madelon Lulofs geïntroduceerd als ‘Mme Lulofs’ en als de echtgenote van de Hongaarse ‘ingenieur’ László Székely. ‘Mme’ had waarschijnlijk Madelon moeten voorstellen. Wellicht heeft de journalist de voornaam van de schrijfster niet goed begrepen en heeft van Madelon ‘Mme’ gemaakt.Ga naar eindnoot3 De tweede fout is dat László Székely een ingenieur genoemd werd. Het is bekend dat de Hongaarse echtgenoot van Madelon Lulofs geen enkele hogere opleiding bezat. Hij heeft waarschijnlijk niet eens eindexamen kunnen doen, wat betekent dat hij zijn middelbare schoolopleiding niet had afgemaakt. Waarom werd hij dan een ingenieur genoemd? Dit is waarschijnlijk geen vergissing van de journalist. László Székely werd in de Hongaarse kranten vaak een ingenieur genoemd. Ook in de lokale krant Debreczeni Ujság verscheen op 14 augustus 1932 een gesprek met Székely. De titel was: Na twintig jaar kwam er een ingenieur uit Debrecen terug van Sumatra. Het is zeer aannemelijk dat Székely zelf voor deze vergissing verantwoordelijk is. Hij dacht waarschijnlijk dat deze leugen zijn reputatie beter maakte en zijn aanzien deed stijgen. Het is niet de enige leugen die hij aan journalisten verkocht heeft. Er zijn verschillende onjuistheden in de Hongaarse kranten verschenen, gewoon omdat Székely die uit zijn duim gezogen had. Een goed voorbeeld is het verhaal dat hij een week later, op 20 augustus 1932, tijdens een interview vertelde aan dezelfde journalist van de Debreczeni Ujság. Hierin ging het over de kennismaking tussen Székely en Madelon Lulofs. In het interview werd een romantisch verhaal opgetekend over de dochter van de gouverneur van Nieuw-Guinea, Madelon Lulofs, en de jonge, Hongaarse ingenieur László Székely. Zij zouden elkaar in een tropische nacht op een bal in het gouverneurspaleis hebben ontmoet. Na deze kennismaking zou de jonge Hongaarse ingenieur een graag geziene gast in het gouverneurspaleis geweest zijn en na enkele maanden zou hij met de gouverneursdochter getrouwd zijn. Dit romantische verhaaltje ging er bij de journalist natuurlijk in als zoete koek. Het had echter vrijwel niets met de werkelijkheid te maken. Székely wilde de journalist hoogstwaarschijnlijk niet graag vertellen dat Madelon Lulofs reeds getrouwd was (nota bene met een collega van Székely) en | ||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||
twee dochters had, toen zij en Székely elkaar op een rubberplantage in Deli hebben leren kennen. Dat er voorafgaand aan hun huwelijk geen romantisch bal in het gouverneurspaleis in Nieuw-Guinea plaatsvond, maar overspel en een schandaleuze echtscheiding in Deli, wilde Székely ook niet in de krant gedrukt zien die in de stad verscheen waar hij zijn middelbare schoolopleiding genoten had, en waar hij kennelijk nog veel kennissen had.Ga naar eindnoot4 Liever bedekte hij de prozaïsche werkelijkheid met de rooskleurige sluier van de romantiek. En dit was niet de laatste keer dat hij iets dergelijks deed. In de krant Esti Kurir van 30 augustus 1941 werd ook over Székely geschreven. Hier wordt hij als ‘beroemde ontdekkingsreiziger en regisseur van meerdere expeditiefilms’ voorgesteld aan de lezer. Székely was natuurlijk noch ontdekkingsreiziger, noch regisseur van expeditiefilms. Hij was assistent op verschillende tabak- en rubberplantages in Deli en tekenaar van het weekblad Sumatra, later leefde hij in Europa van het schrijven. Tot regisseur heeft hij het niet geschopt. De spannendste reis van zijn leven was waarschijnlijk die van Boedapest naar Medan in 1914, maar veel viel daar niet meer te ontdekken. Wanneer Székely over het schrijverschap en de successen van zijn vrouw praatte, was hij evenmin vrij van overdrijvingen. In het genoemde interview in de Debreczeni Ujság zei Székely - in verband met de plannen om de roman van zijn echtgenote Rubber te verfilmen - tegen de journalist dat het management van het Amerikaanse Paramount filmbedrijf een bod had gedaan voor de rechten van de film, ter waarde van 40.000 dollar. Het is bekend dat Paramount die rechten nooit heeft gekochtGa naar eindnoot5, maar dat Gerard Rutten dit wel gedaan heeft. En niet voor 40.000 dollar, maar slechts voor 10.000 gulden, wat echter toentertijd ook een astronomisch bedrag was.Ga naar eindnoot6 Met deze leugentjes heeft Székely waarschijnlijk geprobeerd zijn eigen positie in de toenmalige media te verbeteren en zijn faam op te poetsen, zichzelf belangrijker te doen voorkomen dan hij eigenlijk was. Op zijn zachtst gezegd heeft hij hard gewerkt aan zijn imago, maar dit bleek uiteindelijk tot weinig succes te hebben geleid. Hij bleef namelijk in de Hongaarse literaire en intellectuele kringen een onbekende figuur. | ||||||||||||
Het sociale gewetenHet tweede interview met Madelon Lulofs, dat ik in het literaire tijdschrift Világirodalmi Szemle [Wereldliteratuur] heb gevonden, verscheen in mei | ||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||
1935, precies drie jaar na het eerste. De journalist Béla Szilágyi stelde zijn anderhalve pagina lange tekst in de telegramstijl van de nieuwe zakelijkheid op: Derde verdieping. Ik bel. Ik word aangemeld. Een lange vrouw ontvangt mij. Ze heeft rare, diepliggende ogen. Ze kijkt me aan. Ik stel me voor. Ik zeg slechts enkele woorden over inheemsen, blanken. Zij praat. Ze praat zeer zachtjes: Tijdens het interview worden twee dingen duidelijk. Ten eerste dat de journalist geen verstand heeft van de kolonie of de koloniale verhoudingen. Hij weet niet wat een koelie en wat een Maleier is en hij gooit alles wat ver weg is en voor hem exotisch lijkt op een hoop. Ten tweede - wat ook al in het eerste interview duidelijk werd - is de drijfveer van de schrijfster niet de beschrijving van het tropische natuurschoon, of een liefdesverhaal in de exotische omgeving. Madelon Lulofs is alleen geïnteresseerd in de mens, in de menselijke lotgevallen: Java, Hawaï, Madagaskar. Eilanden. Rare, bedwelmende archipel. Men zou kunnen schrijven over mooie vrouwen, carrière, liefde, over de wonderbaarlijke tropische natuur, over het wulpse oerwoud. Nee. Dat doet ze niet. De mens is interessanter, veel interessanter. Ik denk dat ze geen romancier is in de gewone zin van het woord. Zij is meer een kenner: een mensenkenner. Haar belangstelling gaat uit naar de mens. Het maakt niet uit of hij blank, kleurling, Maleier of Chinees is. Mens. Zo simpel. Zonder uitleg (Szilágyi 1935: 7). In de loop van het gesprek wordt het onderwerp minder literair en meer politiek beladen. De journalist schrikt er duidelijk van. Wanneer Madelon | ||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||
Lulofs over sociale gevoeligheid en socialisme begint, is de journalist gegeneerd. In het Hongarije van de jaren dertig, vier jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, heerste er een duidelijke rechtse, politieke sfeer. Socialistische ideeën waren uit den boze.
Illustratie op pagina 8 van ‘Az Est’ van 19 mei 1932, waar het interview met Madelon Székely-Lulofs werd gepubliceerd.
| ||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||
Zij vertelt: ‘Een socialistische beweging in Europese zin bestaat niet. Als er überhaupt een beweging ontstaat, dan heeft die een nationaal karakter. Socialistische ideeën worden door de inheemse intelligentie verspreid, die in Europa heeft gestudeerd. De bevrijding van de vreemde macht gaat uiteraard gepaard met de sociale bevrijding. Met het kapitalisme zijn er trouwens grote problemen. Het maakt ongelooflijk veel fouten en heeft geen geweten. Het is enorm gewetenloos. Deze situatie moet worden veranderd.’ De sociale gevoeligheid van de schrijfster en haar kritiek op het kapitalisme heeft een belangrijke rol gespeeld in het gesprek. Dat boeide de journalist kennelijk meer dan de literaire kant van het verhaal. In dit interview waren de uitspraken van Madelon Lulofs nog radicaler dan in het eerste interview. Haar moedige, in het openbaar geuite kritiek op het koloniale stelsel blijft echter (zoals we gezien hebben) binnen de grenzen van Hongarije. | ||||||||||||
De internationaal bekende auteurHet derde interview verscheen op 24 mei 1936. Het werd gehouden door de journaliste Bea Sz. Solymos en verscheen in de krant Pesti Hírlap. In de tekst wordt de schrijfster veel lof toegezwaaid, maar daarnaast heeft | ||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||
het interview een algemeen beschrijvend karakter. Er werden geen pijnlijke vragen gesteld, er werd niet over politiek gesproken. De auteur en haar werk staan in het middelpunt: titels, feiten en getallen worden genoemd. De meest persoonlijke vraag gaat over haar kindertijd. Ongeveer de helft van de tekst schetst de internationale bekendheid van de schrijfster: Rubber werd in 12 talen vertaald en in ca. 100.000 exemplaren gedrukt. Het werd verfilmd en er werd ook een toneelstuk van gemaakt. Koelie werd vergeleken met het beroemde werk De hut van oom Tom van Becher Stowe. De journaliste stelde vast dat De andere wereld ook succesvol was in Amerika, Zweden en Duitsland. Ook ging ze kort op het vertaalwerk van Madelon Lulofs en haar man in: Ik ben erg blij dat we enkele Hongaarse schrijvers in het buitenland bekend konden maken. We hebben de nieuwste werken van beroemde Hongaarse schrijvers met vreugde in het Nederlands vertaald. Sommige auteurs waren al in het buitenland bekend, maar de geïsoleerdheid van de Hongaarse taal sluit de wegen naar de buitenlandse boekenmarkt voor veel schrijvers af. Via de Nederlandse taal kunnen we de aandacht van Duitse, Engelse en andere buitenlandse uitgevers trekken en hen attent maken op de geniale Hongaarse schrijvers, die in Nederland met veel liefde werden ontvangen. Ik hoop dat dit slechts het begin is (Solymos 1936: 39). Over de dood van haar vader zei Madelon dat hij naar aanleiding van een tropische ziekte overleden was. Madelon Lulofs vertelde hier niet de waarheid, maar het is begrijpelijk dat zij niet over de omstandigheden wilde praten, die tot de zelfmoord van haar vader Claas Lulofs hebben geleid.Ga naar eindnoot7 Ten slotte vertelde de schrijfster over het boek waarmee zij net bezig was: De hongertocht, de roman die de meeste aandacht heeft getrokken in Hongarije. Over Rubber kon ik geen enkele boekbespreking vinden in de Hongaarse pers, hoewel deze eerste roman van Madelon Lulofs de meeste aandacht kreeg in Nederland en ook in het buitenland. | ||||||||||||
De kenner van de inheemse zielOver Koelie verscheen één boekbespreking in het tijdschrift Literatura. De onbekende criticus is zeer lovend over de nieuwe roman van de | ||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||
Nederlandse schrijfster. Hij vergelijkt Koelie met De hut van oom Tom en spreekt met respect over de ‘getalenteerde auteur’. Het sociale aspect van het werk wordt hier ook duidelijk benadrukt: In dit boek beschrijft Madelon Lulofs de uitbuiting en het bittere lot van de Javaanse koelies. Zij brengt de lezer met haar werk niet alleen dichter bij de sociale rechtvaardigheid, maar laat ook de exotische omgeving en de ziel van het eigenaardige, primitieve volk zien (Literatura 1934: 334). Behalve deze ene boekbespreking verscheen er nog een fragment van Koelie in het avant-gardistische tijdschrift Munka [Werk]. Hoewel het werk van Madelon Lulofs moeilijk avant-gardistisch genoemd kan worden, kan men dit verklaren. De hoofdredacteur van Munka was Lajos Kassák, de meest markante vertegenwoordiger van de avant-garde in Hongarije. Eén van de werken van Kassák, Angyalföld, werd in het Nederlands vertaald onder de titel Achterbuurt en verscheen in 1935 in Amsterdam. De inleiding voor de Nederlandse uitgave werd door Madelon Székely-Lulofs geschreven. Madelon Lulofs en Lajos Kassák hadden dus als het ware een werkrelatie en op deze manier kwam er een fragment uit het weinig avant-gardistische Koelie in de uitgesproken avant-gardistische Munka terecht, onder de titel De nieuwe koelies zijn aangekomen (M. Lulofs 1934: 1093-1098). De andere wereld kreeg een buitengewoon korte boekbespreking in het tijdschrift Literatura. De onbekende journalist heeft in negentien regels de inhoud van het werk schetsmatig weergegeven en heeft niets over de literaire waarde of het sociale karakter van de roman vermeld. | ||||||||||||
Patrouille op SumatraHet boek dat in Hongarije de meeste aandacht trok was De Hongertocht, dat in het Hongaars als Szumátrai járőr [Patrouille op Sumatra] vertaald werd, maar in de kranten soms ook onder de naam Szumátrai őrjárat [Sumatraanse Patrouille] genoemd werd. In het literaire tijdschrift Nyugat schreef István Nagypál een uitgebreide boekbespreking over De Hongertocht. De criticus benadrukt de tegenstellingen in het boek. Aan de ene kant doet het werk denken aan de spannende, avontuurlijke jeugdlectuur à la Jules Verne, Karl May, Stanley, Rudyard Kipling of Jack London. | ||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||
Door deze auteurs heeft de criticus als kind ooit het ‘spannende, sprookjesachtige, raadselachtige deel van de wereld’ leren kennen, omdat ‘voor niet-zeevarende volkeren alleen het boek de verleidelijke smaak van het tropische avontuur kon geven.’ De Hongertocht is dus aan de ene kant een romantische belevenis, vanwege de beschrijvingen van de exotische omgeving. Aan de andere kant is het voor de volwassen lezer belangrijk dat Lulofs ‘het ware gezicht van de koloniale wereld laat zien.’ De journalist prijst vooral het realisme van Lulofs: In de wereld van de kolonie is er geen paradijselijk geluk en (paradijselijke) vrede, maar vindt er een meedogenloze uitbuiting plaats, veel erger dan in Europa zelf. Het is een strijd tegen de mens, tegen wilde dieren, tegen tropische ziektes, tegen muskieten en tegen het oerwoud. En dat is geen sprookjesland, maar een dodelijke, moordende stilte, een begraafplaats. De koloniale problematiek die in de boeken van Lulofs wordt opgeworpen, weerspiegelt de onopgeloste problemen van hun leven. In de tropen staan namelijk twee groepen onverzoenbaar en toch onlosmakelijk tegenover elkaar: de gesloten kasten van de blanken en die van de inheemsen (Nagypál 1938: 88). De criticus noemt de stijl van Lulofs puritanistisch-realistisch. De strijd van de militairen om hun leven in het oerwoud wordt met groot realisme beschreven. Het exotische oerwoud is geen romantisch plekje, maar een gevaarlijke plaats waar op leven en dood gevochten wordt. De tegenstelling is uiteindelijk niet de clichématige natuur-cultuur of blankbruin, maar een heel andere: ‘de mens komt tegenover de wereld van zijn eigen verlokkelijke verlangens te staan.’ De figuren in het boek worden dus, volgens de criticus althans, met hun eigen wensen en droombeelden, dus met een construct van de tropen, geconfronteerd. In feite is dit een confrontatie van de ik-figuur met zichzelf. De journalist van het tijdschrift Literatura is ook zeer positief over Lulofs en haar Hongertocht. Op 10 december 1937 verscheen in het tijdschrift een boekbespreking van een halve pagina, waarin de criticus vooral de ‘fantastisch mooie natuurbeschrijvingen en de fijn uitgewerkte karakterschetsen van de personages’ prijst. Het is een ‘kunstwerk van de hoogste klasse’. Dit werk is ‘een bewijs van de vitaliteit van de mens dat geweldig interessant is en toch bezit het een absolute, literaire waarde’. | ||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||
De journalist Béla Bodó, van de krant Pesti Napló, zwaait op 5 december 1937 Lulofs ook alle lof toe. Hij introduceert de schrijfster als een wereldberoemde auteur die succes geoogst heeft met haar romans. De journalist (die waarschijnlijk de kritieken in Nederland kent) spreekt ironisch van ‘gecompromitteerde wereldfaam’. Volgens de journalist is de oorzaak van haar succes het feit dat zij altijd over gebeurtenissen schrijft die zij zelf beleefd heeft, daar in de andere wereld. Béla Bodó schrijft ook over de ontstaansgeschiedenis van Hongertocht: over het pakje van onderluitenant N. dat Lulofs in Boedapest gekregen heeft. In het pakje bevinden zich kaarten, ambtelijke stukken en rapporten, in een droge, militaire ambtenaarstijl geschreven. De ‘kleine, menselijke tragedie van onderluitenant N. in saaie verwoordingen, voor leken een onbegrijpelijke taal’. De patrouille van onderluitenant N. werd een mislukking, men verdwaalde in de rimboe. Slechts enkelen overleefden de tocht. Onderluitenant N. zoekt sinds 25 jaar naar rehabilitatie, probeert zijn recht te halen. Dit ‘treurig-spannende’ boek is ‘zo dicht bij de realiteit dat men haast vergeet dat dit een roman is, en niet het verslag van een getuige’. Dit noemt Bodó de kracht van het schrijverschap van Lulofs. De criticus maakt nog een belangrijke opmerking aan het eind van zijn artikel: We moeten de schrijfster dus een realist noemen die niet vergeet, zelfs altijd benadrukt, dat in de Nederlandse koloniën niet alleen blanken mensen zijn, maar ook kleurlingen. Ook de inheemse bendes en piraten zijn mensen, ondanks hun leed en hun armzalige bestaan. Een dergelijke, zakelijke beschrijving zijn we van schrijvers die uit koloniserende landen afkomstig zijn, niet gewend (Bodó 1937: 36). De journalist merkt ten slotte nog op: ‘Madelon Lulofs is een goede en enthousiaste schrijfster. Jammer is alleen dat er in haar boek dat net verschenen is, bijna op elke bladzijde ergerlijke drukfouten te vinden zijn.’ | ||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||
Madelon Székely-Lulofs in de jaren '30
| ||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||
Buiten de kringUit haar correspondentie, die zich in het Letterkundig Museum in Den Haag bevindt, blijkt dat Madelon Lulofs ook contacten had met de Hongaarse schrijver Dezső Kosztolányi. Kosztolányi was tijdens het interbellum een gezaghebbende figuur in het Hongaarse literaire leven; hij was ook voorzitter van de PEN-club. Dit contact was vooral aan Herman Robbers, de directeur van uitgeverij Elsevier in Amsterdam, te danken.Ga naar eindnoot8 Madelon heeft Kosztolányi vaker bezocht. In een brief aan Robbers schrijft ze op 26 november 1931: ‘[...] Ik kreeg van Kosztolányi een boek dat door hem geschreven en door Van Praag vertaald was.’ De bezoeken waren wederzijds en dat duidt op een zekere samenwerking. Madelon Lulofs heeft wellicht vertaalwerk voor Kosztolányi gedaan. Lulofs schreef op 6 januari 1932 aan Robbers het volgende: Alles wat operette, bioscoop en roman is, gaat over de tropen en vooral in deze beroerde tijden geeft elke uitgever dat, wat het publiek verlangt en niet omdat het ‘kunst’ is. Zelfs Kosztolányi geeft momenteel vertaalde Chinese en Japanse gedichten uit. Waar hij die vandaan haalt, mag de lieve God weten. [...] Kosztolányi was verleden zaterdag bij mij en vroeg wanneer de vertaling klaar zou zijn. In de volgende brief van 9 januari 1932 schrijft Madelon Lulofs aan Robbers: ‘Ik belde Kosztolányi vandaag op om verdere besprekingen met hem aangaande de vertaling, maar hij kan me pas in de loop van de volgende week komen opzoeken.’ Ondanks deze werkrelatie is de naam van Madelon Lulofs in de talrijke studies over Kosztolányi en in de brieven en dagboeken van Kosztolányi niet te vinden. Zij en haar werk bleken niet voldoende belangrijk te zijn voor de Hongaarse schrijver. | ||||||||||||
SlotDe aandacht die de Hongaarse literaire kritiek voor het werk van Madelon Lulofs had, was maar matig. In de acht jaar dat zij in Hongarije woonde, verscheen haar naam slechts negen keer in de pers.Ga naar eindnoot9 Hoewel zij over het | ||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||
algemeen goede kritieken kreeg, bleef zij een buitenstaander voor de literaire kringen. In 1938 vertrekt het gezin naar het neutrale Nederland om de dreigende oorlog te ontvluchten. Kennelijk hebben ze geen blijvende herinneringen bij het Hongaarse publiek achtergelaten. Hoe onbekend Madelon Lulofs voor de Hongaarse literatuur gebleven was, bewijst de journalist van Esti Magyarország op 22 april 1942. Vier jaar na het vertrek van het echtpaar Székely-Lulofs uit Boedapest bezocht een andere Nederlandse schrijfster de Hongaarse hoofdstad: Jo van Ammers-Küller. Zij verbleef slechts twee weken in Hongarije, maar de journalist van de krant Esti Magyarország nam met haar een interview af. Het gesprek ging over de Nederlandse literatuur, over haar schrijverschap en over de bekendheid van de Nederlandse literatuur in Hongarije en die van de Hongaarse literatuur in Nederland. Aan het einde van het interview zei de Nederlandse schrijfster: In Amsterdam is het echtpaar Lulofs bezig met Nederlands-Hongaarse vertalingen. De vrouw is van Hongaarse afkomst. Zij heet Maria Székely. Als zij en haar man voldoende over de stand van zaken op het gebied van de literatuur geïnformeerd worden, kunnen ze helpen bij de verspreiding van literaire werken (1942: z.b.). Dat van het ‘echtpaar Lulofs’ niet de vrouw, maar de man Hongaars was, bleef onopgemerkt. De fout viel niemand op. De journalist, de redacteur en ook het publiek lazen eroverheen. Madelon Lulofs was in Hongarije snel vergeten. | ||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||
BibliografiePrimaire literatuur
| ||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||
| ||||||||||||
Secundaire literatuur
|
|