zaagen zy wel het Stuk staan, maar de gedaantens der Geestelyken waaren alle weg. Zy verwonderde zich, traade in heis en zeide Meester waar is dat Stuk dat daar even op u Vengster gestaan heeft. Wel zeide den Schilder dat staat 'er nog, dat kan niet zyn zeide de Geestelyken, want vlus waaren wy in de Hel geschilderd, hoe kan dat zyn hernam den Schilder, daar gy lieden tegenwoordig in den Hemel staat, wyzende hen inmiddels eenige Geestelyke, die van den beginnen af aan in den Hemel waaren geschildert geweest, en zy wezen hem de plaatze daar ze in de Hel hadde gestaan, wel dat is kluchtig voer de Schilder daer op uit, dat de Geestelykheid zo licht uit de Hel in den Hemel geraakt is, een bewys dat dit de rechte Hel niet is, maar veel eer het Vagevuur, maar evenwel die verandering moet gekoomen zyn door dat ik het gewasse heb, en de Geestelykheid moet zeer onzuiver zyn, als van haar door het wasschen zoo veele onzuiverheden moeten afgespoeld worden, als ik van het Schildery gehaald heb, en is de Geestelykheid nu met dit zuiveren in de Hemel gekoomen, zo zyn ze niet in de Helle geweest, want die eens daar in komt raakt 'er niet licht weer uit, maar wel uit het Vagevuur, dit voordeel hebben ze dan booven anderen gehad, dat zy in 't Vagevuur door het water gezuiverd en alzo in den Hemel gekoomen