Aardige vermaakelyke tyd-kortende vertellingen
(ca. 1750)–Anoniem Aardige vermaakelyke tyd-kortende vertellingen– Auteursrechtvrij
[pagina 119]
| |
was. De jonge Man, die geen behaagen in die norsse behandelingen had, zogt zyn heul by den wyn. Zy veragtte hem hier om, en hy kwam nooit t' huis, of het was: Was 'er geen ligtmis meer in de Kroeg, die langer met je wou zitten plakken? Is 'er een ordentelyk man, die zo leeft als jy? Heb ik al de waereld verlaten om zo van jou gehandelt te worden? Waarop hy gemeenlyk antwoorde; gy zyt by myn Ziel impertinent Mevrouw. Zy eindelyk moede van gestadig zonder vrugt te kyven, ging by eenen van haar Oomen haar noot klagen, dewelke haar een vles Water gaf. De kragt van dit heerlyk water, zei hy, is zodanig, dat als men een Vrouw getrouwt heeft, die een knorpot is, het welk uw gebrek schynt te wezen, myn lieve Nigt, behoeft zy maar drie Lepels vol in haar mond te nemen, en zy zal geen gevaar loopen van te kyven. De Dame t' huis gekomen zynde, zat vol ongedult naar haar Man te wagten, begerig om een proef van dat wonderlyk water te nemen. Eindelyk komt de Man fraai dronken aan laveeren, roepende waar zit myn Wyf? waar is myn huisverdriet? Hoe drommel is 't! ik hoor haar niet stormen. Is zy dan stom of heeft ze de moort gestooken? Mevrouw komt ondertusschen gerust te voorschyn, na alvorens, naar den raad haars Ooms, drie volle lepels | |
[pagina 120]
| |
van het heilzaam nat in den mont genoomen te hebben. Zy nygt beleeft voor haar Gemaal, de vriendelykheid en minzaamheid blinken in haar vrolyk wezen uit. De man, hierover verwondert, vroeg wel Mie, hoe zyt gy nu zo zoet. Zy antwoorde niet als met een liefde buiging van het hoofd. Dit minzaam onthaal kweekt een nieuwe liefde in de borst van haaren Egtgenoot, die haar vriendelyk toelonkt en zo een gulle zoen geeft, dat zy zeer wel merkte wat hy begeerde. Dit jonge Paar zich schielyk ontkledende, viert op nieuw het Bruiloftsfeest. Maar Helaas! de Vles raakt eindelyk ledig; Mevrouw laat zich weder menig bitter woord ontvallen, en ontsteekt dus de gramschap van haar Egtgenoot. Ze komt weder by haar Oom, en verhaald hem haar eerste gerustheid in het genieten van een aangenamen Vrede, en zegt hem dat, zo ras de Vles geledigt was, die Vrede weer plaats maakte voor haar eerste oneenigheid. Haar Oom zegt, myn Nigt zie wat de inbeelding vermag. Het water heeft geen kragt, want het is enkel regenwater, het is alleen door uw vriendelyke ontmoeting geschiet: bedien u daar vervolgens van, en ik ben verzekerd dat gy in een gewenschte rust leven zult. De Juffer volgde haar Ooms raad, en bejegende haar Man steeds minlyk, die haar | |
[pagina 121]
| |
na dien tyd veele jaaren op het tederste beminde, en zeer hoog waardeerde. |
|