De Droefheid verspeeld.
Een Juffrouw, wiens Man overleeden was, wierd door haar Biegtvaader daags naar de Begraffenisse bezogt, vond haar met een jong welgemaakt Heer een Piketje speelen, de Biechtvader verwondert, wist niet of hy haar Condolleeren, Filiciteeren of bestraffen zouden, begon egter dus: hoe hebt gy zo weinig hartzeer over het verlies van uwen Man, toond ten minst zo veel droefheid als gy verplicht zyt om te moeten laaten blyken. Waarlyk Pater antwoorden de Juffrouw, zo gy een half uurtje eerder hier gekoomen waard, zoud gy my met Traanen besproeid gevonden hebben, maar nu heb ik om die Droefheid met deezen Heer gespeeld, en ik heb het Spel, en met het Spel die droefheid verlooren.