Den Spotter beschaamd.
Een Metzelaars Knegt, wiens Vrouwe zeer schoon en welgemaakt 'er uit zag, kwam op zeekere Feest-Dag met een heele fyne Hoed op, aan 't Huis van een zyner Heerschoppen, die vertrouwde dat hy 'er niet eerlyk aankwam, derhalven hem dit als een verwyt toeduwende: de Hoed die gy daar op hebt, is zekerlyk van een Hoorndrager, waar op de Knegt antwoorde, om dat gy het zegt, stel ik het vast, want gy zult ze zeekerlyk kennen, vermits ik die van u Vrouw gekreegen heb.