Drie wenschen zonder profyt.
Een Visverkoopster, en haar Man (in de Tyd van wonderen,) drie wenschen bekomen hebbende, dagte nu Ryk genoeg te zyn, kleden zig op het beste aan om met haar Vrienden raad te plegen wat het nodigste was te wenschen, op weg zynde begonde het te regenen, ag zeide de Vrouw had ik nu myn Vishoedje, met stond het op haar hooft, de Man dol van spyt om dat hy om zo een onnozele Zaak een wensch moest misschen, raasde, en zeide, ik wou dat het in jou Gat stak, met was het 'er in, ô My wat benaauwd myn dat, riep het Wyf met een groot geschreeuw. Ik wou dat het 'er uit was. Gelyk deze derde wensch ook aanstonds gebeurde. Wat winst hadde deeze by haar wenschen?