Aardige en vermakelyke joe, joe, joe(1792)–Anoniem Aardige en vermakelyke joe, joe, joe– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] De hengelaar. Op een aangenaame wys. 1. Ik ging lest visschen voor pleizier, Met hengel snaar, Myn tuig was klaar, Ik kwam het eerste aan een vyver; Maar ziet ik moeste het dog waagen, Of ik daar zonder te vraagen? Mogt visschen in deez' vyver ras, Om dat het van een Juffrouw was, Van een Juffrouw, bis. waar ik graag visschen wou, bis. 2. Ik zag Mejuffrouw lag en sliep, Ik dagt ik wil Nu maar in stil; Al in deez' vyver helder visschen, Om dat zy sliep, dagt in myn eigen: Ik zal zien wat beet te krygen, Ik smeet myn hengel snoer en meer, Myn dobber ging ten eersten neer, Ik haalde zoet, bis. Myn hengel op met spoet. bis. 3. Maar ziet dog voor de eerste keer, [pagina 10] [p. 10] was het al mis, Ik kreeg geen vis, Ik moeste weer een wormpje waagen, Ik stak myn dobber snoer wilt hooren, Vry wat dieper als te vooren, Met een als ik zo hengelen lag, Juffrouw wierd wakker my aanzag, wat doet gy daar; bis. Vroeg zy de hengelaar. bis. 4. Juffrouw het is u gelooft myn gewis, Dat ik kom hier: Maar voor plyzier, My in u vyver te vermaaken, Ag Juffrouw laat my in u vyver Visschen met myn Visschers zaaken, waar op Juffrouw my vroeg voorwaar, Is dan u Visschers tuyg reeds klaar, Ach ja Juffrouw, bis. Ik haar antwoorde gou. bis. 5. Ziet Juffrouw waar te vreê en klaar, Ik viste voort, Zo het behoord, Ja in en uit dat kon niet missen, Juffrouw zy my lief hengelaartje, Legt wat dieper in te visschen, Hoe dieper dat u dobber gaat, Hoe beeter als de vis aanslaat, Juffrouw ik weet, bis. Dan kryg ik altoos beet. bis. 6. Ik viste daar; gelooft my voorwaar [pagina 11] [p. 11] Met groot plyzier, Een uur of vier, Juffrouw zal het niet ligt vergeete, Hoe ik myn hengel en myn snoeren, In haar vyver staag deê roeren, Ik viste wel daar in zeer ras, De vis die dog heel weinig was, Die ik daar kreeg, bis. Juffrouw 'er vyver was leeg. Vorige Volgende