| |
| |
| |
[Nederland]
Jan Arendsprijs
Eénmalige prijs, toegekend door de gemeente Amsterdam, in plaats van de Multatuliprijs 1973 die door zijn voortijdige dood niet aan Jan Arends uitgereikt kon worden.
| |
Cestodaprijs
Wordt elk jaar op 29 oktober toegekend wegens het moeiteloos beoefenen van de Nederlandse taal in al haar genres.
1974 |
Nico Scheepmaker |
1975 |
Gerrit Komrij |
1976 |
Herman Pieter de Boer |
1977 |
Harry Mulisch |
1978 |
Hugo Brandt Corstius |
1979 |
Kees van Kooten |
| |
Fontijnprijs
Aanmoedigingsprijs voor debuterende schrijvers.
1974 |
R.A. Basart voor Oranjebal |
| |
Haagsche Postprijs
zie Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs
| |
P.C. Hooftprijs
Staatsprijs voor letterkunde. Jaarlijks, afwisselend voor proza, essay en poëzie
1947 |
proza Arthur van Schendel en Amoene van Haersolthe |
1948 |
essay Prof.dr. A.M. Hammacher |
1949 |
poëzie Gerrit Achterberg |
1950 |
proza S. Vestdijk |
1951 |
essay Prof.dr. E.J. Dijksterhuis |
1952 |
poëzie J.C. Bloem |
1953 |
proza Mr. F. Bordewijk |
1954 |
essay Prof.dr. L.J. Rogier |
1955 |
poëzie A. Roland Holst |
1956 |
proza Anna Blaman |
1957 |
essay Prof.dr. P.C.A. Geyl |
1958 |
poëzie Pierre Kemp |
| |
| |
1959 |
proza niet toegekend |
1960 |
essay Victor E. van Vriesland |
1961 |
poëzie H.W.J.M. Keuls |
1962 |
proza Theun de Vries |
1963 |
essay Prof.dr. F.G.L. van der Meer |
1964 |
poëzie Leo Vroman |
1965 |
proza niet toegekend |
1966 |
essay Anton van Duinkerken |
1967 |
poëzie Lucebert |
1968 |
proza G.K. van het Reve |
1969 |
essay niet toegekend |
1970 |
poëzie Gerrit Kouwenaar |
1971 |
proza W.F. Hermans; niet aanvaard wegens typfout |
1972 |
essay Mr. Abel J. Herzberg |
1973 |
poëzie Hendrik de Vries |
1974 |
proza Simon Carmiggelt |
1975 |
essay Rudy Kousbroek |
1976 |
poëzie Remco Campert |
1977 |
proza Harry Mulisch |
| |
C.W. van der Hoogtprijs
zie Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs
| |
Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs
Deze aanmoedigingsprijs wordt jaarlijks uitgereikt door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Hij werd in 1921 door de Haagsche Post ter beschikking van de Maatschappij gesteld en heette van 1921 tot en met 1923 de Haagsche Postprijs. Hij werd in 1925 gecontinueerd als de C.W. van der Hoogtprijs en kreeg tenslotte in 1940 de huidige naam.
1921 |
Elisabeth Zernike voor Het schamele deel |
1922 |
Carry van Bruggen voor Het huisje aan de sloot |
1923 |
Jo de Wit voor Open zee |
1925 |
R. van Genderen Stort voor Kleine Inez |
1926 |
Dirk Coster voor Verzameld Proza |
1927 |
Herman de Man voor Het wassende water |
1928 |
Aart van der Leeuw voor Het aardsche paradijs |
1929 |
Anthonie Donker voor Grenzen |
| |
| |
1930 |
Antoon Coolen voor Het donkere licht |
1931 |
Arthur van Schendel voor Het fregatschip Johanna Maria |
1932 |
Johan Fabricius voor Komedianten trokken voorbij |
1933 |
Anton van Duinkerken voor Dichters der Contra-reformatie |
1934 |
J.J. Slauerhoff voor Soleares |
1935 |
door de jury toegedacht aan H. Marsman voor Porta Nigra; de voordracht werd niet aanvaard |
1936 |
H. Marsman voor Porta Nigra |
1937 |
Henriëtte van Eijk voor Gabriël |
1938 |
S. Vestdijk voor Het vijfde zegel |
1939 |
Ed. Hoornik voor Mattheus |
1940 |
Clara Eggink voor Het schiereiland |
1941 |
M. Vasalis voor Parken en woestijnen |
1942 |
Beb Vuyk voor Het laatste huis van de wereld |
1943 |
Ida Gerhardt voor Het veerhuis |
1944 |
niet uitgereikt wegens de oorlogsomstandigheden |
1945 |
Muus Jacobse voor Vuur en wind |
1946 |
Bert Voeten voor Doortocht |
1947 |
J.J. Klant voor De geboorte van Jan Klaassen |
1948 |
Hendrik de Vries voor Toovertuin |
1949 |
Anna Blaman voor Eenzaam avontuur; geweigerd vanwege de tekst van het juryrapport |
1950 |
Leo Vroman voor Gedichten, vroegere en latere |
1951 |
Alfred Kossmann voor De nederlaag |
1952 |
J.W. Schulte Nordholt voor Levend landschap |
1953 |
Adriaan van der Veen voor Het wilde feest |
1954 |
Guillaume van der Graft voor Vogels en vissen |
1955 |
Willem G. van Maanen voor De onrustzaaier |
1956 |
W.J. van der Molen voor De onderkant van het licht |
1957 |
J. Presser voor De nacht der Girondijnen |
1958 |
Hans Warren voor Saïd |
1959 |
Anton Koolhaas voor Er zit geen spek in de val |
1960 |
Christine d'Haen voor Gedichten 1946-1958 |
1961 |
Bert Schierbeek voor zijn gehele oeuvre |
1962 |
Willem Brakman voor Een winterreis |
1963 |
Cees Nooteboom voor De ridder is gestorven |
1964 |
J. Bernlef voor Dit verheugd verval |
| |
| |
1965 |
Jacques Hamelink voor Het plantaardig bewind |
1966 |
Gust Gils voor Een plaats onder de maan |
1967 |
Andreas Burnier voor Een tevreden lach |
1968 |
H.C. ten Berge voor Personages |
1969 |
Hugo Raes voor De lotgevallen |
1970 |
Jacq. Firmin Vogelaar voor Het heeft geen naam |
1971 |
Wim Huyskens voor Schuine lyriek en De poëtische bijl |
1972 |
Breyten Breytenbach voor Lotus |
1973 |
Guus Vleugel voor zijn gehele oeuvre |
1974 |
Frank Martinus Arion voor Dubbelspel |
1975 |
F. ten Harmsen van der Beek voor haar gehele oeuvre |
1976 |
Kees Ouwens voor Als een beek |
1977 |
Dirk Ayelt Kooiman voor De grote stilte |
1978 |
Hilbert Kuik voor Het schot |
1979 |
Hans Tentije voor Wat ze zei |
| |
Kabouter van het Oosten-prijs
Wordt toegekend aan een kunstenaar die ‘het eigene van het oosten’ in zijn werk tot uitdrukking heeft gebracht op een zodanige wijze, dat dit in heel Nederland gewaardeerd kan worden.
1975 |
Habakuk II de Balker |
1979 |
Willem Wilmink |
| |
Keefman-bokaal
Wisselprijs, ingesteld door Propria Cures, om begrip te kweken voor de thematiek van kamernood, afwijkend gedrag en zelfmoord in de Nederlandse letteren. Vooral bedoeld om de nagedachtenis van Jan Arends levend te houden.
| |
De Nieuwe Clercke Pico Bello Prijs
Onregelmatig uitgereikt door de redactie van De Nieuwe Clercke, onder voorzitterschap van Dr. A.M.M. Zondervan †, wegens prestaties.
1975 |
Diane Beerta |
1975 |
Ger Vaders |
1976 |
Dr. Hylke Tromp |
| |
| |
1977 |
Willem W. Waterman |
1979 |
Drs. P |
| |
Martinus Nijhoffprijs
Jaarlijkse vertaalprijs, ingesteld en uitgereikt door het Prins Bernhard Fonds ter nagedachtenis van de dichter/vertaler Martinus Nijhoff. Aanvankelijk werd hij afwisselend toegekend aan vertalingen uit een vreemde taal in het Nederlands en uit het Nederlands in een vreemde taal, maar sedert 1961 wordt hij ieder jaar aan vertalingen van beide soort toegekend.
1955 |
Bertus van Lier voor vertaling van Antigone van Sophokles uit het Grieks |
|
Aleida G. Schot voor vertalingen uit Russisch proza |
1956 |
James S Holmes voor vertaling van Nederlandse poëzie in het Engels |
1957 |
H.W.J.M. Keuls voor vertaling van Vita Nuova van Dante uit het Italiaans en Jules Supervielle uit het Frans |
1958 |
Dolf Verspoor voor vertaling van Nederlandse poëzie in het Frans |
1959 |
Bert Voeten voor vertaling van Engels, Frans en Duits toneel |
1960 |
Francisco Carrasquer voor vertaling van Nederlandse poëzie in het Spaans |
1961 |
Gerda van Woudenberg voor vertaling van Nederlandse poëzie in het Italiaans |
|
Evert Straat voor vertalingen uit het Duits, Engels, Spaans, Latijn en Grieks |
1962 |
Roy Edwards voor vertaling van Nederlands proza in het Engels |
|
Adriaan Morriën voor vertaling van proza en poëzie uit het Frans |
1963 |
Johannes Piron voor vertaling van Nederlands proza in het Duits |
|
Charles B. Timmer voor vertalingen uit Russisch proza |
1964 |
Giacomo Prampolini voor vertaling van Nederlands proza en poëzie in het Italiaans |
|
Christiaan N. Lijsen voor vertaling van proza uit het Frans |
1965 |
Ludwig Kunz voor vertaling van Nederlandse poëzie in het Duits |
| |
| |
|
Ernst van Altena voor vertaling van Verzamelde gedichten van François Villon uit het Frans |
1966 |
James Brockway voor vertaling van Nederlands proza in het Engels |
|
J. Hemelrijk sr. voor vertalingen van Plautus uit het Latijn |
1967 |
Alexander Brotherton voor vertaling van Nederlands proza in het Engels |
|
Gerrit Kouwenaar voor vertalingen van Frans, Duits en Engels toneel, poëzie en proza |
1968 |
Felipe M. Lorda Aleiz voor vertaling van Nederlands toneel in het Spaans |
|
Ida G.M. Gerhardt voor vertaling van Georgica van Vergilius uit het Latijn |
1969 |
Olga Krijtova voor vertaling van Nederlands proza in het Tsjechisch |
|
Marko Fondse voor vertalingen uit Russisch proza |
1970 |
niet toegekend |
|
John Vandenbergh voor vertaling van Ulysses van James Joyce uit het Engels |
1971 |
Lode Roelandt voor vertaling van Max Havelaar van Multatuli in het Frans |
|
Else Hoog voor vertaling van proza uit het Engels en Amerikaans |
1972 |
niet toegekend |
|
E. Kummer voor vertaling van Voyage au bout de la nuit van Céline uit het Frans |
1973 |
H.B. Jassin voor vertaling van Max Havelaar van Multatuli in het Bahasa |
|
Peter Verstegen voor vertaling van Pale fire van Vladimir Nabokov uit het Amerikaans |
1974 |
Adrienne Dixon-Meijering voor vertaling van Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch in het Engels |
|
Cees van den Broek voor vertaling van Cien anos de solidad van Gabriel Garcia Marquez uit het Spaans |
1975 |
niet toegekend |
|
Barber van de Pol voor vertaling van Rayuela van Julio Cortazar uit het Spaans |
| |
| |
1976 |
H.R. Radian voor vertaling van Nederlands proza in het Roemeens |
|
niet toegekend |
1977 |
niet toegekend |
|
niet toegekend |
1978 |
Julia Majekova voor vertaling van Nederlandse literatuur in het Slowaaks |
|
Anneke Brassinga voor vertaling van The Gift van Vladimir Nabokov uit het Amerikaans; geweigerd uit solidariteit |
1979 |
Ingrid Wikén Bonde voor vertaling van De Kapellekensbaan van Louis-Paul Boon in het Zweeds |
|
Karel van het Reve voor vertalingen uit Russisch proza |
|
Robert Lemm voor vertaling van Barokconcert van Alejo Carpentier uit het Spaans |
| |
Reina Prinsen Geerligsprijs
Jaarlijkse prijs, ingesteld door haar ouders ter herinnering aan Reina Prinsen Geerligs, die op 24 november 1943 op het executieterrein van Sachsenhausen werd gefusilleerd, en bestemd voor jonge schrijvers van 20 tot 25 jaar.
1947 |
Simon van het Reve voor De avonden |
1948 |
Mies Bouhuys voor Ariadne op Naxos |
1949 |
Willem Witkampf voor Het kanon |
1950 |
J.A. Blokker voor Séjour |
1951 |
Harry Mulisch voor Archibald Strohalm |
1952 |
Kees Stempels voor De glazen bol |
1953 |
Remco Campert voor Berchtesgaden en Ellen Warmond voor Proeftuin |
1954 |
Henk Meijer voor Consternatie |
1955 |
W.G. Klooster voor Zonder het genadige einde |
1956 |
Winny Pendèl voor Ik ga weg, tot ziens |
1957 |
niet toegekend |
1958 |
niet toegekend |
1959 |
J. Bernlef voor Kokkels |
1960 |
A.P. van Hoek voor Duitsland, nu |
1961 |
Peter van Gestel voor Vier verhalen |
1962 |
Steven Membrecht voor Het einde komt vanzelf |
1963 |
niet toegekend |
| |
| |
1964 |
Kees Holierhoek voor Hanen in de kloostertuin |
1965 |
Henk van Kerkwijk voor Geweer met terugslag |
1966 |
niet toegekend |
1967 |
Eddy van Vliet voor Duel |
1968 |
Hans Vlek voor Een warm hemd voor de winter |
1969 |
niet toegekend |
1970 |
Arie van den Berg voor Mijn broertje kende nog geen kroos |
1971 |
niet toegekend |
1972 |
Willem-Jan Otten voor Een zwaluw vol zaagsel |
1973 |
Frans Kusters voor Jouw goedheid |
1974 |
niet toegekend |
1975 |
niet toegekend |
1976 |
Oek de Jong voor De handen van Moeskops en Jotie T'Hooft voor Junkieverdriet |
| |
P.C. Onthooft-prijs
Prijsvraag, onregelmatig uitgeschreven door het Amsterdamsch Studenten Weekblad Propria Cures. Volgens de traditie bestaat de eerste prijs uit een redacteurszetel. Deze werd echter lang niet iedere eerste-prijs-winnaar ter beschikking gesteld. Ook nam de redactie vaak haar toevlucht tot een ‘tweede prijs’, een ‘troostprijs’ of een ‘eervolle vermelding’ om de beste inzender van het redacteurschap af te houden. Ironisch genoeg wisten juist veel van deze miskenden later toch op een of andere manier het redacteurschap te verwerven.
1961 |
J.G. Kooy (tweede prijs) |
1962 |
geen prijzen toegekend |
1963 |
H.M.T. Krabbé (troostprijs) |
1964 |
G. de Wind (vermelding), geen prijzen toegekend |
1965 |
geen P.C. Onthooft-prijsvraag uitgeschreven |
1966 |
geen prijzen toegekend |
1967 |
P.M. van der Linden-de Feyter en Hester Frijn (eervolle vermeldingen) |
1968 |
geen P.C. Onthooft-prijsvraag uitgeschreven |
1969 |
geen P.C. Onthooft-prijsvraag uitgeschreven |
1970 |
geen P.C. Onthooft-prijsvraag uitgeschreven |
1971 |
geen P.C. Onthooft-prijsvraag uitgeschreven |
| |
| |
1972 |
geen P.C. Onthooft-prijsvraag uitgeschreven |
1973 |
geen P.C. Onthooft-prijsvraag uitgeschreven |
1974 |
Evert van Disch (eerste prijs), Willem Schilder (tweede prijs), E. Roodt (derde prijs), R. van Gelder (eervolle vermelding), Joop Hartog (vierde prijs) |
1975 |
Otto Brandvreesch (tweede prijs), René Fassaert (derde prijs), Peter Vleesch Dubois (eervolle vermelding) |
1976 |
Jan Hagel [= Henk Lagerwaard] (eerste prijs) |
1977 |
A.F.Th. van der Heijden [= Patrizio Canaponi] (gewone vermelding), Anton Hermus (troostprijs) |
1978 |
Wim Heins (eerste prijs) |
1979 |
Theodor Holman (eerste prijs), Ad van Iterson (tweede prijs), Joop Goudsbloem (eervolle vermelding) |
| |
Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur
Driejaarlijkse prijs, die toegekend wordt voor het gehele oeuvre van een Nederlandse schrijver.
1964 |
Annie M.G. Schmidt |
1967 |
An Rutgers van der Loeff-Basenau |
1970 |
Miep Diekmann |
1973 |
Paul Biegel |
1976 |
Tonke Dragt |
|
|