| |
Inhoud.
Koorts. | Zie onder No. 1. en 39. |
Aamborstigheid. | Zie No. 23, 36, 46, maar zeer erg zijnde, een Spaanschevliegpleister op de borst. |
Eetlust te bekomen. | Ingeval van eenen vuilen maag, een braakmiddel No. 27. Zie verder No. 1, 16, en 38. – |
Gezwellen. | Moeten gepapt worden tot zij doorbreken, en daarna met basilicon No. 6 of Turner’szalf. No. 7. behandeld worden. |
Bloed doen ophouden. | Moet met de vingers gedrukt worden of men moet een conpres in No. 8. gedoopt er op leggen. – |
Laten. | Zie de aanwijzing over het laten |
| |
| |
Been breuk. | Moet in eengebragt en regt gemaakt worden door de bijliggende gedeelten uittetrekken, zoodanig dat men de uitersten van het gebroken been zoo digt bij een en zoo regt als mogelijk brenge. Met spalken en windsels enz. houdt men dezelve in dien toestand tot de breuk genezen zal zijn, hetgeen gewoonlijk in een maand of 6 weken gebeurt. Men moet vooral zorg dragen, niet te stijf te binden. Wanneer de breuk gepaard gaat met ontsteking of zwelling moet men lavementen en pappen aanleggen, en vooral zorgdragen, dat men de deelen in volkomen rust late. |
Kwetsingen. | Indien dezelve zeer hevig zijn moet men aderlaten, en de gekwetste deelen met Goulardwater of pappen behandelen. Indien zij ligt zijn, zie No. 11, en 12. |
Bubons of liesgezwellen. | Een gezwel, dat meestal in venerische ongesteldheden in de liesch bespeurd wordt. Wanneer dezelve nog niet groot is moet men drie of viermaal een weinig Merkuriaal zalf inwrijven; alsdan moet de patient |
| |
| |
| zich warm, droog en rustig houden. Deze behandeling moet twee weken volgehouden worden, maar indien het gebrek grooter wordt moet men niet meer smeeren, maar pappen tot dat het doorbreekt. Als dan moet men het verder behandelen met No. 5, en 6. of ook wel met No. 7. nemende dan elken dag 2 mercuriaal pillen No. 31 tot het geheel over is. |
Branden. | Zie No. 6 en 11. |
Chankers. | Venerische zweeren moeten zeer zuiver gehouden worden door dikmaals te wasschen en te verschoonen. Zie No. 28. |
Venusdruiper. | Zie No. 14, 20, en 47. |
Koliek. | De ingewanden moeten gezuiverd worden met No. 2, 35, 10, of 13, en indien de ziekte heviger wordt, mag men geven een braakmiddel No. 25. en 27. en wanneer de ingewanden gezuiverd zijn, zie men om de pijn te verdrijven No. 21. – |
Koude. | Voorkomende door verhindering van uitwaseming, en daarvoor moet men zich warm houden, door |
| |
| |
| zich warm te kleeden. Men moet vlierthee drinken, en daarna een purgatie inneemen, en wanneer men moeijelijk adem haalt moet men den patient aderlaten. – |
Snijden. | Pluksel gedoopt in No. 8 moet er opgelegd, worden en bedekt met hechtpleister als de wond klein is. Is dezelve groot moet men een conpres en windsels er over doen. |
Branding of hitte op het water. | Hiervoor moet men zachte dranken in groote hoeveelheid drinken. Zie No. 18, en 40. |
Waterzucht. | Zie No. 13, en 19. |
Braakmiddelen. | Zie No. 25, en 27. |
Bezwijmingen. | Zie No. 15. |
Koortsen. | Zie No. 24. |
Klijsteeren. | Zie onderigtingen over het klijsteeren. |
Graveel. | Zie No. 22. en 40. |
Kramp in de darmen. | De ingewanden moeten gezuiverd worden met No. 2. en 10. Na het gebruik van dit, zie No. 21. – |
Hoofdpijn. | Gewoonlijk ontstaat dit uit eenen vuilen maag. In dit geval neemt men een braakmiddel, maar uit zenuwen ontspruitende, zie No. 15.en 36. |
| |
| |
Hartwater. | Zie No.2. |
Geelzucht. | Werkzaamheid is in dit opzigt van veel nut. Braakmiddelen kunnen herhalend genomen worden, en zachte purgeermiddelen moet men telkens nemen. |
Schurft. | Zie No. 3. |
Pijn in ’t algemeen. | No. 12, en 21. |
Aambeijen. | Zie No. 2. en 3. – |
Ontlasting te stoppen. | Zie No. 21. en 47. |
Purgatien. | Zie No. 2, 4, 10, 13, 19, 26, en 32, 44 en 45. |
Zweeren. | Moeten met zachte middelen behandeld worden Zie No. 5. No. 6, en 41 vuile zweeren No. 28. ook door-pappen. – |
Maagversterken. | Zie No. 1, en 16, en 38. |
Verrekkingen. | Zie No. 11 en 12. – |
Om te Zweeten. | Zweeten is in alle koortsen noodzakelijk. Een warm bed, en warme dranken. Zie No. 24. No. 30, en 43. |
Teeldeelen. | Gezwollen zijnde door venerische of andere ongesteldheden moet er een draagband van eenen zakdoek of iets dergelijks gemaakt worden, om dezelve daarin te hangen. |
| |
| |
Zeere keel. | Uit koude voortkomende, zie No. 15. en 17. door ontsteking, zie No. 1. en 17. en door het venerische No. 7. en 31. |
Opstopping van Urine. | Zie No. 18. en 22. |
Wormen. | Zie No. 13. en 26. |
Versche wonden. | Moeten eerst goed gereinigd worden, dan met pluksel gedoopt in No. 8. behandeld worden, daarna zie No. 5. en 6. – |
Scheurbuik. | Zie No. 48. |
|
|