heid, '87; Willem en Willemijntje ‘of de mislukte reis naar de Republiek der Keezen,’ 1787; Willem de Vyfde of de Wraakgierige, 1786. Zie ook Torenbouw en Maria van Lalain.
't Allerscherpst was De Haagsche Correspondent, 1786-'87, waarin de Prins van allerlei staatkundige vergrijpen beticht werd onder het motto: Prins Willem noem ik niet.
Maar W. v. Ollefen schreef een toneelspel Willem V, ‘geschikt voor de opvoeding der jeugd.’
Mw. De Cambon bracht een Dichtoffer aan Willem den Geduldigen, 1787, en bij het herstel in 1787 slaakte Le Francq van Berkhey een Vreugde-galm.
Pieter 't Hoen schreef in 1793 een treurspel tegen Willem V: Godefroy de Dwingeland. Gerrit Paape dichtte een toneelspel over De Vlught van Willem V, 1795. Bilderdijk daartegenover bezong De achtste Maart in Londen, 1796 en maakte nog menig ander gedicht.
Bij 's Prinsen dood in 1806 de Lykgedachtenis van Le Francq van Berkhey, 1000 regels lang.