Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend
[pagina 596]
| |
brengt allerlei questen, d.i. tochten. De eerste is naar een prachtig schaakbord, dat in Arthurs zaal verscheen en verdween; daarop volgen de andere wonderverhalen, totdat eindelijk Walewein het schaakbord kan overhandigen aan koning Arthur. Penninc dichtte de eerste 7800 verzen; Pieter Vostaert voegde er nog 3300 bij; eind 13e eeuw. De aandacht op het Nederl. handschrift was al gevestigd door B. Huydecoper; in 1838 gaf Prof. G.J. Meijer een ‘verslag’ over het hs. uit. Jonckbloet gaf de roman uit in 1846-'48, met behulp van Mr. L.Ph.C. v.d. Bergh. Een verhaal van Walewein en Keye van bijna 4000 regels is door Van Velthem opgenomen in zijn grote Lancelot-verzameling. Walewein heet bij Chrétien de Troyes Gauvain, bij Wolfram von Eschenbach Gawan, elders Gawein. De roman is een oud-Keltisch verhaal, Christelijk en ridderlijk geworden. Behalve in deze beide afzonderlijke werken treedt Walewein op als een der hoofdpersonen in Lancelot en de overige Graalromans. Ook in Die Wrake van Ragisel. Walewein is in de Britse verhalen het toonbeeld van de ridder, ‘der aventuren vader’: Hovescher dan enich ander was hi,
Daerne vrouwen ende joncfrouwen
minden bi,
d.i. waar hem vrouwen en jonkvrouwen om beminden. Hij was daarbij geleerd en ook een bekwaam heelmeester. Zijn paard Gringalet was even vermaard als 't Ros Beyaert uit de Karelromans. Zijn broeders Gaheriet en vooral Gurrehes geleken op hem, maar zijn oudste broer Acgravein was lomp en wreed en zijn jongste broer Mordret was een verrader. In de roman van Arturs Dood, het laatste deel van Lancelot, het verhaal van zijn dood tengevolge van zijn wonden in de strijd tegen Lancelot. Hij is verreweg de voornaamste ridder van de Tafelronde. Fragmenten uitgegeven door G.S. Overdiep, 1924. Onderzoekingen over de roman van Walewein, studie van Mw. Dr. A.M.E. Draak, 1936. De roman is naverteld door Louis Couperus. |
|