Vossius werd prof. in de geschiedenis; vriend van Hooft, lid v.d. Muiderkring. In een L. werk gaf Vossius een overzicht van drama en epos bij de Grieken, 1647. Vondel zocht dikwijls hulp bij de geleerde en droeg aan hem zijn Gebroeders op; hij kon zich in zijn vereering van de eenheden van Aristoteles beroepen op Vossius.
Op verzoek van de Staten schreef Vossius een L. schoolspraakkunst, die twee eeuwen lang de enige bleef.
Vossius was een humanist, maar hij had ook al zijn wijsbegeerte nodig bij de zware slagen, die hem troffen: zijn begaafdste zoon Dionysius stierf vroeg, onsterfelijk door de Vertroostinghe van Vondel. Zijn dochter Kornelia kwam om op het ijs van het Haarlemmer Meer, 1638; nog een dochter en nog drie zoons moest hij ten grave brengen. Alleen zijn zoon Isaäc overleefde hem.
Bij zijn portret, geschilderd door Sandrart, schreef Vondel:
Sandrart, beschans hem niet
met boecken en met blaren:
Al wat in boecken steeckt,
Van grote invloed was zijn L. leerboek over rhetorica, 1648 vertaald door A.L. Kok.