[Anna Visscher]
Visscher, Anna -, 1583-1651, dochter van Roemer, evenals haar zuster Tesselschade geroemd door Pieter Hogerbeets, Cats, Huygens, Bredero, Hooft en Vondel. Beoefende wetenschap, muziek en zang, schilderen en vele andere kunsten. Zij vertaalde de Emblemata van Georgette de Montenay, een Hervormde F. dichteres. Zij schreef 1619 de bijschriften van de Sinnepoppen van haar vader; Cats droeg aan haar zijn Maechden-plicht op, insgelijks een bundel zinnebeelden, 1618. Zij schreef verzen bij de gevangenneming van Hugo de Groot:
zoo deerlyck is verschoven
en in peryckel van de doot
die brave Huych de Groot.
Zo ook weer bij de ontsnapping. Zij zond gedichtjes aan Stalpaert v.d. Wiele, Huygens, Rubens. Bij haar bezoek aan Zeeland, 1622, werd zij ingehaald met een groot aantal verzen. Zij ging er heen, om Cats te begroeten.
Zij trouwde 1624 met Dominicus Booth van Wesel, dijkgraaf v.d. Wieringerwaard, waar zij voortaan woonde. In 1640 bracht zij haar beide jongens naar de Paters Jezuïeten te Brussel; in 1646 werden zij student te Leiden en ging zij daar ook wonen. In 1647 trok zij naar Alkmaar, waar ook Maria woonde.
Zij was de eerste dichteres van het nieuwe Holland, volgeling en vereerster van Cats; psalmdichteres.
Over haar en Tesselschade: Van Vloten, Tesselschade en hare vrienden; Mr. J. Scheltema, Anna en Maria. Beets gaf Anna's Volledige Gedichten uit; aanvullende uitgave van Dr. F.K.H. Kossmann, 1925. Verder werden Gedichten van beide zusters uitgegeven door M.D. de Bruyn. Lofdichtje van Jan Vos:
op brijzlend glas gesneên,