Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Albert Verwey]Verwey, Albert -, 1865-1937, uit Amsterdam, een der Mannen van Tachtig, in 1885 medeoprichter v.d. Nw. Gids en redacteur tot 1890, toen hij zich terugtrok en vestigde te Noordwijk. Dichter en criticus; 1924-'35 hoogleraar in 't Ned. te Leiden; Dr. honoris causa. In 1885 was hij met Kloos de samensteller van het ‘dichterlijk verhaal’ Julia; zie daar. In ditzelfde jaar gaf hij Persephone en andere gedichten uit, zeer sterk onder invloed van Shelley; in 1889 de Verzamelde Gedichten; in 1896 de bundel Aarde, in 1898 De Nieuwe Tuin; dan Het Brandende Braambosch en Dagen en Daden. In al deze gedichten een groot verlangen naar schoonheid: Ik ben een dichter en der Schoonheid zoon.
Alles wat schoon is, is me een vreugd altijd.
Ook beoefende Verwey het drama: Johan van Oldenbarnevelt, Jacoba van Beieren, Rienzi. Zijn studiën en kritieken gaf hij uit in de bundels Stille Toernooien, 1901, en Luide Toernooien, 1908. Van belang zijn verder zijn boek over Bilderdijk; zijn Inleiding tot Vondel, bloemlezing met toelichting, 1893; Gedichten van Jonker Jan van der Noot, 1895; Het Leven van Potgieter, in 1908 gevolgd door Het Testament van Potgieter; in 1897 was zijn studie verschenen Toen de Gids werd opgericht. Ook schreef Verwey een werk over Spieghel, 1919, en verzamelde hij een bloemlezing uit Hooft. Hij gaf zijn indrukken over de Beweging van Tachtig weer in zijn Inleiding tot de Nieuwe Ned. Dichtkunst. Zijn grote betekenis is, dat hij de Beweging van Tachtig, zij het gewijzigd, overbracht bij een heel nieuw geslacht. Reeds in Aarde van 1896 toont hij, gebroken te hebben met het individualisme. De Boerenoorlog gaf Verwey in 1899 een sonnet Zuid-Afrika in de pen: De stam van 't volk doet nu zijn loten beven,
Omdat een twijg, herplant in vreemde streek,
Gewond beweegt......
Verwey is ook de vertaler van Dante en van verschillende andere dichters: Poëzie in Europa. Ook bracht hij De Vizioenen van Hadewych in hedendaagse taal over. In 1939 verscheen nog Frederik van Eeden, aan de hand van brieven. Over de Beweging van Tachtig en de uitkomsten liep ook zijn intreerede van 1924: Van Jacques Perk tot nu. Zo ook zijn bundel De Oude Strijd, 1905. Van 1894-1905 was Verwey met Van Deyssel redacteur van het Tweemaandelijksch Tijdschrift, in 1901 de XXste Eeuw geheten. Met 1 Jan. 1905 begon zijn eigen maandblad De Beweging, 1905-1919, zie daar; goeddeels gewijd aan de letteren en met de bedoeling om leiding te geven aan jonge dichters. Het tijdschrift kweekte: ‘eerbied voor het verleden, welbehagen in het leven, vertrouwen in de toekomst’. Verwey's laatste grote werk was een nieuwe uitgave van Vondel. Zijn proza werd uitgegeven in 10 delen. Van belang ook is zijn studie over Ritme en Metrum. In De Beweging van 1909 schreef hij zijn opstel over Dichterschap en Werkelijkheid: de wereld heeft de dichter nodig en de dichter moet leven in de wereld. Zo was hij weer de voorvechter van de populariteit van de dichter, maar door zijn moeilijke verzen zal hij zelf nooit populair worden; hij is de poëtische vertolker van de wijsbegeerte van Spinoza. Studie over Albert Verwey van M. Uyldert, 1908, en De Jeugd van een Dichter, 1948. Verwey's Dichterschap van I.P. de Vooys, 1941, is een herdruk van diens artikelen van 1905-'12. - Studie van Gielen en een van Vestdijk; zie daar. - In 1942 een studie van Maurits Uyldert over de Poëzie van Verwey. Verwey zelf gaf in 1925 Rondom mijn werk uit. zie I.P. de Vooys. |
|