[De Verlichting]
Verlichting, De -, de heerschappij van de menselijke rede; eerste vertegenwoordiger van dit rationalisme te onzent Ds. Balthasar Bekker. Daarnaast Lodewijk Meyer, die reeds in 1666 begonnen was met een L. wijsgerig geschrift. In de 18e eeuw het streven van alle schrijvers, die gebroken hadden met de orthodoxe opvattingen der kerk.
De verlichting verzette zich sterk tegen al het bovennatuurlijke; alle godsdienst, zedeleer, staatkunde werd getoetst aan de eisen der rede, aan rationalistische opvattingen, aan verlichte denkbeelden; uitgaande van Engeland (Locke), over F. (Voltaire, Diderot) naar D. (Lessing, Mendelssohn, Nicolai, Kant.) Duits: Aufklärung. Zie ook Santhorst. Tot de mannen der Verlichting behoorden verder Kantelaar, Ockerse, Van de Kasteele, Van Hamelsveld, Lublink de Jonge, Paape, Jac. Scheltema, die allen in 1787 uitweken; De Wacker van Zon, Van der Palm, Van Hall, die later hun jeugd verloochenden.
De belangrijkste dichters en schrijvers der Verlichting waren Jacob Zeeus, Langendijk, Van Effen en Willem van Haren. Verlichting was ook het doel van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, 1784. Simon Stijl sprak reeds in 1774 van ‘deze verlichte eeuw’; zijn medestander was de Patriot Swildens. Zij allen wilden in het volk het gevoel van mensenwaarde aankweken, naast andere edele gevoelens: godsdienst, deugd en vaderlandsliefde. Zij waren de strijders ook voor beter volksonderwijs. In de letteren drong de Verlichting door na 1780, vooral in de werken van Wolff en Deken, in de gedichten van Bellamy en andere Patriotten.
Voortzetting in de 19e eeuw: Kinker, Tollens, Staring, Geel, Potgieter, Huet, Vosmaer, Multatuli en Pierson.