Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend
[pagina 552]
| |
In 1625 werd hij lid van het St. Lucasgilde in Den Haag. Behalve schilder was hij ook dichter; hij schreef verzen in de Zeeusche Nachtegael, 1623. Verder Sinnevonck op den Hollantschen Turf, 1634; De belacchende Wereld, 1635. Zijn Sinnemal staat achter in de Zeeusche Nachtegael. In al deze gedichten toont V.d. Venne zich een volgeling van Cats en van Huygens. Zijn Uytroep ofte Boelcoop van malle-pracht is op de wijze van Huygens' Costelick Mal. Het verhaal van den Ouden Italiaenschen Smit is in de stijl van Cats. Zijn Slypers-Liedt is gesteld op de wijze van Bredero's Arent Pieter Gysen. Evenals Bredero, Huygens en Vondel geniet hij van de rijkdom der moedertaal. Zinspreuk: Ick soeck en vin. Ook gaf hij uit Woudt van XXV wonderlicke Sinne-Fabulen der Dieren, ‘tsamen-ghestelt door Steven Perret’, 1632; de prentjes zijn van Marcus Geeraerts; overgenomen uit de Fabulen van De Dene van 1567. Over hem een studie van D. Franken, 1878. |
|