[Vaderlandsche Letteroefeningen]
Vaderlandsche Letteroefeningen, tijdschrift voor kritiek sedert 1761; bevatte tevens Mengelwerk tot Fraaije Letteren betrekkelijk. Opgericht door Cornelis Loosjes, Doopsgezind predikant, en door zijn halfbroer Petrus Loosjes, insgelijks doopsgezind predikant. Medewerker Jan Wagenaar, en verder Doopsgezinden, Collegianten en andere dissenters. Het ts. zette het werk van de Spectator voort; behandelde geloof, wetenschap en letteren, vooral de natuurkunde en de natuurlijke godsdienst; demokratisch, doch voorstander van een ‘Eminent Hoofd’ als leider van 's Lands zaken. De Dichtgenootschappen werden geprezen, met name Dirk Smits, De Lannoy en Mw. van Merken. Shakespeare en Lessing werden niet begrepen; De Geuzen van Onno Zwier van Haren afgekeurd. Eerst langzamerhand kregen de redacteuren begrip van het nieuwe. De schrijvers waren deftige, verlichte heren; Patriotten met edelaardige gevoelens. Maar in 1799 lieten ze zich niet meer in ‘met staatkundige bedrijven’. In 1813 werd Yntema de leider, doch beter werd het niet. Nu prezen de Letteroefeningen Schiller en Lessing, maar ook Iffland en Kotzebue; van Hoffhams Proeve eener Theorie der Poëzy begrepen zij niets. In 1811 werden ze geschorst, omdat ze Helmers en Tollens geprezen hadden; in 1812 heetten ze Ts. voor Kunsten en Wetenschappen; in 1814 kwam de oude titel weer met een voorrede vol boosheid tegen Na-