Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid

[Triomfliederen]

Triomfliederen, heel vaak volkspoëzie: op de inneming van Den Briel, 1572; op de ondergang der Onoverwinnelijke Vloot, 1588; op de inneming van Sluis door Maurits, 1604:

Victory-Liet op de Slag bij Gibraltar, 1607; Triumph-liederen op de Zilvervloot, 1628. Over de grote overwinning op het Slaak, 1631, van Vondel. Op de Slag bij Duins, 1639, van J. Six, Daniel Heinsius, W. v. Heemskerk, Daniel Jonctys, Jan Soet, A. Waesberge en vele anderen.

Triomf over Funen, 1659, van Vondel, en vooral zijn Zeetriomf der Vrye Nederlanden na de Vierdaagse Zeeslag, 1666, en zijn gedichten op de Tocht naar Chatham; zie Tweede Engelse Oorlog en Michiel de Ruyter. Ook Derde Engelse Oorlog en Tromp. Weer victorieliederen op 't veroveren van de Zilvervloot in de Baai van Vigos, 1702, van K. Sweerts en van vele onbekenden; zie Zilvervloot. Zo ook na de Slag bij Doggersbank, 1781. Triomf-dichten op veroveringen te land o.a. bij Vondel Verovering van Grol, 1627; Zegesang ter ere van Frederick Henrick, ‘Boschdwinger, Wezelwinner’, 1629; Stedekroon, 1632. A.L. Barbaz, Lierzang op de landing en aftocht der Engelschen en Russen, 1799.

De Getemde Mars, gedicht van Vondel op de Vrede van Munster, 1647; Vrye Zeevaert, op de Driedaagse Zeeslag, 1653; Triomf van Koppenhagen, hulde aan Wassenaer en De Ruyter, 1659.

Antonides bezong in 1673 in 3 heldenzangen de Drie zeetriomfen van De Ruyter en Tromp.

Zie ook Een en dertig, Jan v.d. Veen en Pieter Verhoek.