[thee]
thee, voor 't eerst op het toneel in de Goê Vrouw van Bernagie, 1686, dan in de klucht De Theezieke Juffers, 1701, in die van Abraham de Vri Thee-Geselschap, 1702, en in die van Groenewoud Verkwistende Theedrinkster. In Asselyns Spilpenning wordt de verkwistende vrouw met haar slampamsters door schuldeisers verrast op een theepartij, 1691:
De oude Hollandsche zedigheid en zuinigheid
word nou by veele bespot en veracht.
In 1719 schreef Groenewoud nog een stuk tegen het theedrinken: De verloore Diamantring. Maar al spoedig kwam het Dankdicht aan God van Ds. Schortinghuis, 1700-'50:
Is er ooit een drank te vinden,
Die ons tot verquikking is,
't Is den thee tot lafenis,
En dus moet ik billik in den
aangenamen thee verstaan:
Gij hebt alles welgedaan.