[Willem van Swaanenburg]
Swaanenburg, Willem van -, 1675-1728, schilder en dichter, kwam op tegen het verschaven en hersmeden der dichtgenootschappen. Hij zelf gaf in 1724 uit Parnas of de Zanggodinnen van een Schilder, doch zijn verzet tegen het verstandswerk van de dichtgenootschappen gaf hemzelf noch verhevenheid, noch gloed. Feitama noemde hem de aartspauker. Ook tegen de burleske ‘poëzie’ kwam Swaanenburg op. Langendijk antwoordde met een burlesk gedicht Blaaskakeriana; Kinker tekende in 1788 nog het Zwanenburger-eiland op zijn kaart van de Helikon. Van Effen had alreeds gesproken van zijn ‘bulderdicht’.
Zo begint zijn Chaos:
met hartgespanne snaaren,
Van stijven wind gezweept,
den aardbol om te vaaren;
Te zien van 't bruissend zout,
hoe 't in de wereld gaat,
als 't hoort, nog waaijen laat.
‘De gantsche Parnas is een rollende rijmstem, brommende in de woestijnen’, zegt Jeronimo de Vries. Zie ook Tiendaagse Veldtocht. In proza een weekblad De vervrolykende Momus, 1726-'27.