en de val der Romeinen, 1734; zijn werk eindigt met een uitvoerige Slotzang ter liefde van het Vaderland. Toen was hij Oranjeman en ook nog in zijn gedicht Aan Nederlands Erfstadhouder, 1781. Maar het blaadje keerde; in 1795 werd Stijl representant en begroette hij de Fransen als de bevrijders van het menselijk geslacht en noemde hij de Oranjevorsten de wreedste dwingelanden. Stijl begon met een paar kluchtspelen: De Vryer na de kunst en Krispyn Filozoof, 1754. Hij zat zelf in een toneelgezelschap en heeft vaak de hoofdrol vervuld: Achilles, Gysbreght, Cato. Zijn treurspel De Mityleners is in de Fransklassieke stijl; van 't nieuwe burgerlijk treurspel wilde de klassiek gevormde dichter niets weten.
Als geschiedschrijver staat hij onder invloed van Hooft en Brandt; zijn taal is zuiver Nederlands. In Jan Punt geeft hij een voorstelling van het gehele toneelwezen der 18e eeuw en beschrijft hij tevens het optreden van Anna Maria de Bruin, Catharina Elisabeth Fokke, juffrouw Ghyben, haar dochter Bouhon, enz. Stijl was gekant tegen het nieuwe en dus bestreed hij de opvatting van Corver. Hij was modern op godsdienstig en staatkundig gebide, doch zeer behoudend in letterkundig opzicht. Zie ook Torenbouw.
Stijls leven geschetst door Mr. Jacobus Scheltema.