Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Stijn Streuvels]Streuvels, Stijn -, ps. van Frank Lateur, geb. te Heule 1871, bakker te Avegem in W. Vlaanderen, neef van Guido Gezelle. Vlaams particularistisch prozaschrijver: Zonnetij; Zomerland, 1900; Lenteleven, 1899; Dodendans; Dagen, en vooral Oogst, alle beschrijvingen van Vlaams land en leven in een zelfgeschapen Westvlaamse taal. Hij vestigde zich als schrijver te Ingoygem; werd medewerker aan Van Nu en Straks. Hoofdwerk De Vlaschaard, 1907, beeld van de strijd tussen het jonge en het oude boerengeslacht. Zijn werk hult het naturalistisch fatalisme van Zola in een romantisch kleed. Na de grootse schetsen was Langs de Wegen zijn eerste roman; de tragische levensloop van een paardeknecht, 1903. Pas in De Vlaschaard leeft het gehele boerenbedrijf op uitvoerige, grootse wijze (1907). Van geheel andere aard is zijn Oorlogsdagboek, 1914-'16, en nog weer anders Prutske, dat de ontwikkeling van zijn eigen dochtertje is. Hij keerde weer terug tot het volle Vlaamse leven in zijn Werkmenschen, waarin de novelle: Leven en Dood in den Ast (de eest, de ‘suikerij-oven’). Ook in Het Uitzicht der Dingen is het Vlaamse landleven met zijn ‘kwade dagen’ meesterlijk uitgebeeld, 1906. Een historische roman is Genoveva van Brabant, 1918. Ook bewerkte Streuvels de oude verhalen van Reinaert en van Tristan en Isolde. Levensbloesem, 1938. Heule, beschrijving van eigen leven; I, 1942; II, Avelghem, 1947. Volledige werken, 1950. Over Stijn Streuvels en zijn werk een studie van F. de Pillecijn, 1933; en van Em. Janssen, tot 1907; Tielt, 1946. Bloemlezingen van Aleida Nijland; van J. Geurts, Brugge 1913-'14. Studie over Streuvels van André de Ridder, 1908. | |
[pagina 512]
| |
Dr. h.c. 1943 te München, ter gelegenheid van de verfilming van De Vlaschaard. |
|