[F. Smit Kleine]
Smit Kleine, F. -, 1845-1931, van 1862-'81 ambtenaar, later commies aan Binnenl. Zaken, schrijver van Haagsche Hopjes, onder ps. Piet Vluchtig. Richtte met Emants 1872 het ts. Spar en Hulst op; 1875 met Emants en Van Santen Kolff de Banier tot en met 1880; schreef met Van Nouhuys en Prof. C.L. Dake in Woord en Beeld; richtte 1902 Den Gulden Winckel op. Dichter en letterkundige; vloog er in met Julia; was een van de uitbundigste lofprijzers; kreeg in het antwoord van Kloos en Verwey de raad: Klop eens op je hoofdje, of het ook hol is! Hij had Mathilde van Perk teruggestuurd.
Hij behandelde het leven en de betekenis van Dr. J. ten Brink in het 3e deel van diens Gesch. der N. Ned. Letteren. Zie ook Ixo. Van hem een parodie op Herfst in het Woud van Netscher onder de titel Voorjaar in het Woud.
Zijn bekendste verhaal is Een Spoedstuk, waarin een beeld wordt geschetst van Thorbecke; in de Hopjes.