[slavernij]
slavernij, bestreden door N.S. van Winter, 1765, in zijn treurspel Monzongo; door Betje Wolff in haar Beemster Winter-Buitenleven; door Simon Rivier in zijn toneelspel Amida, 1779; door Willem van Hogendorp in zijn zedekundige vertelling Kraspoekol, 1780. Deze vertelling tot een toneelstuk omgewerkt door zijn zoon Dirk, 1800. Een pleidooi voor de afschaffing der slavernij in Suriname, bij E.M. Post, 1791. Reeds had de gouverneur der kolonie Mauricius, die ook dichter was, verteld van:
‘Een slavenopstand, die hier voorvalt jaar op jaar.
Meest door der blanken schuld, die door gevloek, misbaar,
Onmenselijke straf en ontucht met de wijven,
De Negers tergen en tot woede en wanhoop drijven.’
Betje Wolff vertaalde 1790 een betoog in 2 delen van Frossard, predikant te Lyon, over De Zaak der Negerslaaven; anoniem verschenen.
Loots schreef een gedicht tegen de Slavenhandel. Witsen Geysbeek vertaalde 1796 Die Negersclaven van Kotzebue; J.E. de Witte schreef een navolging in zijn toneelspel vol pathos De Negers in Holland, 1801. In 1829 vertaalde Van Dam van Isselt Hassar of de Negers uit het F., een gedicht.
Bilderdijk verzette zich tegen de ‘dolle afschaffing der slavernij.’
De Negerhut van Oom Tom, de beroemde roman van Mw. H. Beecher-Stowe, de Amerikaanse schrijfster, 1852, gaf aanleiding tot de berijmde vertelling Eliza's Vlucht van Bernard ter Haar.