[G.D.J. Schotel]
Schotel, G.D.J. -, 1807-1902, zoon van de zeeschilder, schrijver van de Gesch. der Rederijkers, 1861-'62; Letter- en oudheidkundige Avondstonden, 1841; Tilburgsche Avondstonden, 1850; De Abdij van Rijnsburg, 1851; Anna Maria Schurman, 1853; Tollens en zijn Tijd, 1860; Het Oud-Hollandsch Huisgezin der 17e eeuw, 1867; Vaderl. Volksboeken en Volkssprookjes, 1873-'74, en veel andere werken. Hij was predikant te Tilburg. Een van zijn eerste werken was het Leven van C. v. Alkemade en P. v.d. Schelling, 1833, in De Muzen om zijn dorheid veroordeeld. Van hem ook Beoordeeling der Arcadia's, met Vervolg, 1832. En ook Tabak, koffy en thee, 1848.