Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend
[pagina 463]
| |
(L. satyra, satura is een afkorting van satura lanx = volle, rijk voorziene schotel, oorspr. een gedicht over onderscheiden onderwerpen. Het woord heeft dus met satyrus, sater niets te maken.) Beoefend bij de Romeinen. Een van de grootste satiren-dichters was Horatius; een der eersten was Ennius, 239-159; na hem kwamen Persius, 34 na Chr.-62 en Juvenalis, 42-119. Ook in de Ned. letterkunde zeer veelvuldig en belangrijk. 13e eeuw: Maerlant en Reinaert. 14e eeuw: Jan van Boendale, Jan de Weert, Willem van Hildegaersberch. 15e eeuw: in liederen en boerden; bij Everaert en De Roovere. 16e eeuw: Anna Bijns tegen Luther; beantwoord in de Geuzenliederen en in de Biencorf van Marnix. In de 17e eeuw: Iphigenia van Coster; de hekeldichten van Vondel, en zijn Palame des; misschien ook Lucifer. Costelick Mal van Huygens. Marsyas van Antonides, gericht tegen de mannen van Nil. Lof der Geldzucht van Jeremias de Decker; deze vertaalde ook de 14e satire van Juvenalis en het vierde ‘schimpdicht’ van Persius. Tieranny van Eigenbaat is een politieke satire; zie daar. Den nieuwen Kuyper, van Starter. Hedensdaegse Venus en Minerva van Jongtys; zie daar. In de 18e eeuw Zeeus met zijn hekeldicht De Wolf in 't schaepsvel tegen de orthodoxe predikanten. Betje Wolff, Zedenzang; De Santhorstsche Geloofsbelijdenis; De Menuet en de Domineespruik; Brieven van Constantia Paulina Dortsma. Kinker, verschillende letterkundige parodieën; De Post van den Helicon. Clarisse, De Weelde in Nederland, 1791. Gerrit Paape, Vaderlandsche Blyspelen, tegen Willem V, 1787. Balthazar Huydecoper vertaalde de Hekeldichten van Horatius in proza 1726, op rijm 1737. Misschien is ook van hem Chronomastix of de geessel dezer eeuw, door Te Winkel het beste oorspr. hekeldicht der 18e eeuw genoemd; het verscheen onder ps. Severus Alethofilus, 1721. Hekeling van huichelarij, bijgeloof, heerszucht, gierigheid en weelde. Een bijzondere plaats nemen de talrijke satiren op de windhandel van 1720 in; ook in dramatische vorm, door Langendijk, Gysbert Tysens en Jacob Clyburg. Van Bilderdijk o.a. de bewerking van Persius' Hekeldichten; verder zedelijke Gispingen; Feestzang der Vrijheid en Verdraagzaamheid, 1820; Rondedans om een doodkist, 1820. In de 19e eeuw verder het ts. Braga, zie daar. Zie ook Hecker met zijn Hippokreen-Ontzwaveling van 1838,.... nadat De Gids zijn Dichterlijk Mengelwerk veroordeeld had. Jan Goeverneur bespotte het Rijmwoordenboek van Witsen Geysbeek. Potgieter: Jan, Jannetje en hun jongste kind. De Genestet, Sint-Nicolaasavond. De Veer, De Mijnheers en hun Polderland. Busken Huet, Een Avond aan het Hof. Cosinus, Kippeveer of het geschaakte meisje. In Zuid-Nederland o.a. Th. v. Rijswijck, Antigonus; zie daar; over de droevige toestand van het volk. Em. Hiel, Aan de Vlaamsche Vrouwen. Voor alles bij Multatuli, dikwijls in sarcastische vorm; b.v. Grafschriften op Thorbecke; De Zegen Gods door Waterloo en de figuur van Droogstoppel en Slijmering. In het blijspel: De Kiesvereeniging van Stellendijk van Lodewijk Mulder, 1877. Van de Tachtigers: Grassprietjes van Cornelis Paradijs; De Onbevoegdheid der Holl. litteraire kritiek van Kloos en Verwey, 1886. zie Julia. Van Deyssel in zijn opstellen tegen de schrijvers van vóór 1880. Tegen hem weer de sleutelroman van Willem Paap: Vincent Haman. Paap schreef ook een felle satire tegen het beursspel in zijn roman De Doodsklok van het Damrak. Heijermans' toneelstukken bevatten menige satire tegen maatschappelijke toestanden: Op Hoop van Zegen; Glück auf, 1911. Verder Mw. Simons-Mees, Een Paladijn; Charivarius, Ruize-rijmen. C.M. v. Hall schreef een Verhandeling over de satire; P.H. v. Moerkerken wijdde zijn proefschrift aan De Satire in de M.E. |
|