met de ‘twee groote keurmeesteren’ Moonen en Vollenhove. Hij berijmde Zedelessen uit d'Oude Verdichtzelen, 1710; prees de heldendaden van baron Van Reede in Ierland; schreef lofdichten op Willem III, wiens leven hij bovendien verwerkte tot een heldendicht in 8 boeken op zeer hoogdravende toon. Verder schreef hij 2 treurspelen naar F. model: in 1705 Eneas en Turnus en in 1709 Scilla, even hoogdravend. De dichter droeg zijn gezwollen verzen voor met ‘eene donderende uitspraake’, vooral als hij met zijn gasten ‘reeds verheugt van den wyn’ was. Het enige werk zonder Parnastaal is de Boerekermis, 1708, een tafereel van zeden in 1300 regels, onder het motto: Quantum est in rebus inane! (Zoveel dwaasheid is er in de dingen.)
Hij werd begraven te Breukelen. Zijn Poëzy uitgegeven in 1715 door zijn vriend François Halma, toen uitgever te Leeuwarden met een Voorberecht, dat tevens Rotgans' levensgeschiedenis bevat, en met een Rouklagt.
Hij zette de reeks van hofdichten voort: Goudesteyn, het buiten van zijn neef Johan Huydecoper, 1690; Stichts Landtgezang op Heemstede (bij Jutfaas).