Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Die Rose]Rose, Die -, Mnl. vertaling ± 1280 door Heinric van Aken van een groot F. allegorisch gedicht van 22 000 verzen over de liefde: ‘een boeket rozen met een naakt lachend beeld van Pan erin’; was voor Frankrijk, wat Vader Cats was voor ons, en een nieuwe Ars Amandi bovendien. Daarbij heftige aanvallen op de geestelijken. Maar vooral een beeld van het ridderleven der 13e eeuw, ontaard in vormendienst; de toernooien zijn spel geworden, de vrouwendienst vaak onzedelijk minnespel. Met dikwijls zeer revolutionnaire ge- | |
[pagina 451]
| |
dachten; zo zeggen de burgers van de adel: Nous sommes hommes comme ils sont;
Tels membres avons comme ils ont;
Tout aussi grand coeur nous avons!
(Wij zijn mannen als zij; wij hebben dezelfde leden en hetzelfde grote hart). 't F. gedicht is van Guillaume de Lorris, ± 1230, en werd voltooid door Jean de Meung; zie daar. Ned. uitgave van Dr. Eelco Verwijs, 1868. Het Mnl. gedicht bewaard in het Comburgse hs. en in een hs. te Amsterdam in de Academie van Wetenschappen, gekocht van J.F. Willems. De titel is ontleend aan de voorstelling: een ridder streeft naar het bezit van een roos, zinnebeeld van de beminde, maar wordt door gevangenschap verhinderd: tweede titel: Spieghel der minne. Gelezen door adel en burgerij in heel W. Europa. Maar ook heftig aangevallen, o.a. door Gerson, 1363-1429, kanselier der Universiteit van Parijs. De Roman van de Roos heeft de allegorie in de mode gebracht. Ook de vorm, de geschiedenis voorgesteld als een droom, is veel nagevolgd: Guillaume de Lorris droomt, dat hem in de Meimaand een weelderig vergier (hof) ontsloten wordt. Het tweede gedeelte, van Jean de Meung, verkondigt de leer dat alle vrouwen trouweloos zijn, beschouwt het huwelijk als een dwaasheid en predikt de vrije liefde. |
|