[romance]
romance, gedicht in strofen met het verhaal van enig belangwekkend geval, waarin het sentiment een grote rol speelt; ballade. Oorspr. een verhalend gedicht in de Romaanse, d.i. de volkstaal (in Rom. landen), tegenover 't Latijn. Mnl. romancen: Heer Halewijn, Het daghet in den Oosten, Twee conincskinderen, Ic stant op hoghen bergen, Een ridder ende een meisken ionc, Mijnheerken van Malleghem e.a. Over de romancepoëzie proefschrift van Dr. Zijderveld, 1915. Romancen kwamen weer in de mode ten tijde der Romantiek; bij ons was Feith de eerste. Roosje van Bellamy. Staring, Tollens, Bilderdijk en zijn vrouw, de letterkundige almanakken. Feith schreef in zijn Brieven een verhandeling over de romance. Humoristisch-weemoedige romancen van Piet Paaltjens: Des zangers min; De Friesche poëet; Jan van Zutphens afscheidsmaal. Bogaers: Teunis Ruwhart. Ter Haar: Eliza's Vlucht.