[Renaissance]
Renaissance, d.i. wedergeboorte, de herleving der klassieke oudheid, aan het einde der M.E. Het Christendom predikte onderdrukking der hartstochten en voorbereiding voor het hiernamaals; de Klassieken bewonderden de schoonheid van leven en wereld hier op aarde. Van Italië ging in de 14e eeuw de herleving uit, van Petrarca in de eerste plaats en van Boccaccio; Florence werd het brandpunt der letterkundige beschaving. Het Grieks begon de aandacht te trekken van de Humanisten, gelijk de aanhangers van deze nieuwe beweging genoemd werden. De Renaissance verspreidde zich sedert 1450 ook over Frankrijk, Engeland, Duitsland en de Nederlanden. Letterkundigen en schilders trokken naar Italië, o.a. Rogier van der Weyden, de schilder; Wessel Gansfort en Rudolf Agricola.
De boekdrukkunst droeg veel bij tot het veldwinnen der nieuwe beweging; de klassieke schrijvers werden gedrukt. Virgilius is nu niet meer de ‘swarte konstenaer’, doch de uitnemende dichter. Onder de vroegste Ned. wiegedrukken bevinden zich ook de L. geschriften van Italiaanse humanisten als Petrarca, Boccaccio en Poggio. Onder de Ned. humanisten is Erasmus de voornaamste. Onder invloed der Renaissance kwam er in de 16e eeuw verzet tegen de Rederijkerspoëzie; de ‘geleerde poëten’ gevoelen zich verheven boven de overige. En naast de Renaissance-dichters in de volkstaal in de 16e eeuw een groot aantal Neo-Latijnse schrijvers en dichters, waaronder de beide Douza's. Lipsius en Scaliger waren de eerste grote filologen der Leidse Academie; de Oudheid was hun ideaal. Op de gymnasia werden L. schooldrama's opgevoerd, vooral de Bijbelse van Schonaeus, tot 1610 rector te Haarlem, ofschoon R.K. Hij gaf spelen als Nehemia, Susanna en Daniël, omdat hij Terentius en Plautus verderfelijk achtte voor de jeugd.
Dit alles was nog maar alleen van betekenis voor de geleerden, de Humanisten, toen in Italië en daarna in Spanje en Frankrijk reeds de gehele letterkunde stond onder invloed der Renaissance. De It., Sp. en F. gedichten en novellen werden hier te lande gelezen en vertaald, vooreerst de novellen. Naast Petrarca en Boccaccio kwamen in Italië Ariosto, Tasso en Guarini. Toen volgde Frankrijk met Marot, Rabelais, Ronsard en Du Bellay. De Renaissance in Nederland wordt ingeluid door Lucas de Heere en Jan van der Noot in het Zuiden; door Van Mander, Van Hout, Coornhert en Spieghel in het N. Dan komt de grote bloeitijd: Hooft, Bredero, Coster, Cats, Huygens, Camphuysen, Vondel vooral, de grootste en de laatste. Zie op al deze namen.
De Humanisten waren begonnen met de verering der Klassieken; de Renaissance had liefde voor nationale kunst. De Renaissance bracht: 1o een nieuwe metriek; 2o nieuwe dichtsoorten: treurspel, herdersspel, heldinnenbrieven, elegieën, hekeldichten, sonnetten, bruiloftszangen, het epos; 3o realisme tegenover de vroegere allegorieën; 4o eerbied voor de kunst der Romeinen en vooral voor die van de Grieken; 5o een scherpe scheiding tussen poëzie en rederijkerij. Maar ook de verachting voor 't profanum vulgus, voor 't gemene volk, dat ongeletterd was, en daarmee de ondergang van volkskunst en volkslied en volksverhalen.
H. Schulte Nordholt gaf in 1948 Het Beeld der Renaissance uit. Prof. G.A. v. Es, Prof. Overdiep en Prof. J. Brouwer schreven De Letterkunde van Renaissance en Barok, 1949.