[proza]
proza, (L. oratio prorsa = rechte rede); klassiek: Tacitus, Cicero. Het oudstbewaarde in onze letteren is dat van Hadewych, † 1248. In de 14e eeuw overtreft het proza reeds de gedichten in omvang: heiligenlevens, Ruusbroec. In de 15e eeuw: de volksboeken en legenden. In de 16e eeuw: Die Biëncorf van Marnix; de werken van Coornhert en Spieghel. In de 17e eeuw: Schilderboeck van Van Mander; de Statenbijbel; de Nederl. Historiën van Hooft en de geschiedwerken van Brandt; Vondels Aenleidinge, 1650, en vertalingen; de scheepsjournalen; de romans van Heemskerck en Heinsius. In de 18e eeuw het eerste stuk in proza op het toneel: Cenie, door Anna van Hattum, de vrouw van Corver; vertaald uit het F. van Mad. d'Happoncourt, 1760. Verder overheerst de roman; daarnaast verzamelingen van verhalen. Dan historiewerken als die van Simon Styl: Opkomst en Bloei en Jan Punt, 1781. Onder de romans de opvoedkundige van Wolff en Deken; de sentimentele van Feith en E.M. Post; de autobiographische van Paape. Verder de dagboeken van Van Alphen, Feith. Van Loo. Het spectatoriaal vertoog, opgezet door Van Effen, voortgezet door Betje Wolff en vele anderen. De kritiek beoefend door Kinker in de Post van den Helikon en door Van Woensel. Verhandelingen, b.v. van Fokke Simonsz. Preken en redevoeringen van Van der Palm, naar het voorbeeld der Klassieken; naast zijn Leerredenen de Bijbel voor de Jeugd, 1808. Het burgerlijk toneelspel bediende zich van het proza. In de 19e eeuw de romans: Loosjes, Willem Kist, De Wacker van Zon; dan de historische romans. Daarnaast Jacob Vosmaer en Jacob Geel. Grote bloei van het proza ± 1840: Potgieter, Drost, Van Lennep, Oltmans, Toussaint; Hildebrand, Jonathan, Klikspaan en Van Koetsveld. Verhandeling over Het Proza van Geel, 1830. Verheerlijking van het proza door Van Deyssel. Daarnaast Proza van Van Looy en heel de opbloei van het proza der Tachtigers en van wie daarna kwamen.
F. Adama van Scheltema schreef 1893 over Populaire prozaschrijvers der 17e en 18e eeuw.
Dr. C.C. de Bruin gaf 1939 uit, met een inleiding van Dr. De Vooys, Bloemlezing uit Mnl. geestelijk proza.