Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Hubert Cornelisz. Poot]Poot, Hubert Cornelisz. -, 1689-1733, uit Abtswoude of Papsou bij Delft, de boer die dichter was. Eerst lid van rederijkerskamers. Ging 1723 naar Delft, maar raakte in verkeerd gezelschap en keerde 1724 naar Abtswoude terug. Vestigde zich 1732 opnieuw te Delft, nu getrouwd met Neeltjen 't Hart, dochter van de burgemeester van 's-Gravenzande. Van 1716 is zijn eerste bundeltje Mengeldichten, dat reeds heel goede verzen bevat; minnepoëzie, b.v. De Maen by Endymion; natuurschildering. Poot werd er bekend door; men kwam de boer achter de ploeg opzoeken in Abtswoude; Arnolds Willis, uitgever te Rotterdam, bezorgde 1718 een tweede druk; Poot zelf zorgde 1722 voor een verbeterde vermeerderde derde. Ook gaf hij de gedichten van Arnold Moonen | |
[pagina 414]
| |
uit, 1719, en die van Zeeus, 1720. Sedert 1724 leefde hij van zijn pen. Voor Boitet, uitgever te Delft, begon hij een groot Woordenboek van Egyptische, Grieksche en Romeinsche zinnebeelden. Verzen schreef hij voor geld, maar ook uit echt gevoel, zoals Op de Doot van mijn Dochtertje en het beroemd geworden Akkerleven. Echte poëzie is ook in tal van andere natuurschilderingen. De betekenis van Poot uiteengezet in Potgieters Foliobijbel, in de Verpoozingen van Beets en in de Litt. Fantasiën van Huet. Getuigt van zich zelf, hoe (hij) de eerste was
Van al de Nederlandsche boeren,
Die 't Zanggodinnendom belas,
Dat het zich bij den ploeg liet voeren.
Bloemlezing in het Pantheon, bezorgd door Busken Huet. Jacob Spex gaf in 1747 Poots Gedichten uit met een Levensbeschrijving. zie Pindus. |
|