Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend
[pagina 407]
| |
predikant, maakte zich 1865 als ‘modern’ los van de Ned. Herv. Kerk; kwam 1867 op voor de Openbare School; 1870-'74 hoogleraar te Heidelberg, in de godgeleerdheid, 1877 te Amsterdam in de kunstgeschiedenis. Zijn werk van 1880: Oudere Tijdgenooten, is van uitnemend belang voor de geschiedenis van het geestelijk leven na 1830. In 1887 gaf hij uit Willem de Clercq naar zijn Dagboek. Hij was groot geworden in de kring van het Réveil; kwam tot de Modernen door Opzoomer te Utrecht. Hij begon met twee prozawerken: Een Pastorij in den Vreemde, 1857; Pierson was begonnen als predikant te Leuven; omgewerkt als Intimis, 1861; en in 1866 Adriaan de Mérival, de ontwikkeling van zijn eigen gemoedsleven, 3 delen ieder van 300 blz. Daarna werd Pierson de letterkundige criticus, b.v. in zijn studie over Béranger en andere, vooral buitenlandse schrijvers. In 1874 kwam Pierson in 't land terug. Hij werd voorzitter v.h. Tooneelverbond; trad op tegen de gevangenschap v. Domela Nieuwenhuis, 1887. Van dat jaar is ook zijn grote werk ‘Onze Geestelijke Voorouders’, I. Israel, gevolgd door II. Hellas, 1891-'93. zie Hellas. Verder schreef hij over Bilderdijk als wijsgeer, over Huet, Vosmaer's Amazone, over In Dagen van Strijd van Wallis, over Kollewijns boek Bilderdijk; gedichten in de trant van De Genestet. Hij vertegenwoordigt met Multatuli, Huet, Vosmaer, Van Vloten het begin van de nieuwe tijd. Een volledig overzicht van Piersons leven en werk is te vinden in Allard Pierson herdacht, 1897, door Dr. S.A. Naber. Verder een proefschrift van K.H. Boersema, 1924. |
|