[Jacop van Oestvoren]
Oestvoren, Jacop van -, een spreker, die 1413 Van der blauwen scute dichtte, ‘de spotstatuten van het gilde der verloren kinderen, van de ghesellen van wilde manieren en van vrouwen van hetzelfde slag’: ridders, die hun goed naar de lombard brengen; geestelijken, die brassen met schone vrouwen; verkwistende poorters; vrouwen belust op minne.
God onse Heer is rijc ghenoech;
Laet ons nemen ons ghevoech
Van den onsen sonder sorghen:
Laet si sorghen die ons borghen.
De Blauwe Schuit was het schip op wielen, waarop men rondreed in de carnavals-dagen. Ook Langhe Waghen, Schip van Armoede, Schuyt van Sinte Reynuit, in de M.E. liederen en in stukken als de Veelderhande Geneuchlycke Dichten. Zie J.H. Gallée, Dramatische Vertooningen. Dr. D.Th. Enklaar, Varende luyden. Studiën over M.E. groepen van onmaatschappelijken in de Nederlanden; Uit Uilenspiegels Kring. Het gilde van de Blauwe Scute was in Antwerpen en Vlaanderen in de M.E. inheems; in 1413 kreeg het ook zijn handvesten in Brabant, bij wijze van Vastenavondgrap; deze werden door Jacob op rijm gesteld voor de ‘verloren kinderen’. Maar vorsten en bisschoppen en kooplieden waren ook leden.