[Klucht van den Molenaar]
Molenaar, Klucht van den -, van Bredero; Trijn Jans, een vrouw uit de stad, komt 's avonds laat om nachtverblijf; de verliefde molenaar wordt door zijn eigen vrouw en door de vreemde voor de gek gehouden. Bewerking van een M.E. verhaal, in opgewekte beeldrijke verzen; 1613. Het geval ook reeds in Der Minnen Loep en bij Boccaccio, zowel als in de Heptameron; ook weer bij Lafontaine. Bredero dichtte zijn klucht op de spreuk: Al-sietmen de luy, men kentse niet.